In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], [verweerder] en [verweerster] over de nalatenschap van [B]. [eiser] en [verweerster] zijn de kinderen van [B], die bij testament [verweerder] heeft benoemd tot voogd en bewindvoerder over hun nalatenschap. Na het overlijden van [B] in 2012 ontstond er een geschil over de uitkering van een levensverzekering en de verdeling van de nalatenschap. [eiser] vorderde betaling van zijn aandeel in de levensverzekering en de nalatenschap, terwijl [verweerder] in reconventie vergoeding vroeg voor de kosten van opvoeding en verzorging van [eiser]. De rechtbank oordeelde dat [verweerder] tekort is geschoten in zijn verantwoordelijkheden als voogd en bewindvoerder, omdat hij geen adequate boedelbeschrijving heeft gemaakt en de nalatenschap niet correct heeft beheerd. De rechtbank heeft [verweerder] veroordeeld tot betaling van € 11.363,54 aan [eiser] voor de levensverzekeringsuitkering en € 22.086,50 voor zijn aandeel in de nalatenschap, vermeerderd met wettelijke rente. In reconventie werd [eiser] veroordeeld tot betaling van € 12.972,00 aan [verweerder] voor de kosten van zijn opvoeding. De proceskosten werden gecompenseerd.