ECLI:NL:RBMNE:2021:3396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/3598
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op basis van letselcategorie 2 na mishandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na een mishandeling die plaatsvond op 19 juli 2019. In het primaire besluit van 7 april 2020 werd haar een uitkering van € 1.000,- toegekend op basis van letselcategorie 1. Eiseres was het niet eens met dit besluit en diende bezwaar in. In het bestreden besluit van 11 augustus 2020 werd het bezwaar gegrond verklaard en werd de uitkering verhoogd naar € 2.500,-, gebaseerd op letselcategorie 2. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 april 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft eiseres haar onvrede geuit over de gang van zaken rondom haar aangifte bij de politie en de behandeling van haar zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres al onder behandeling was bij een psycholoog voor het misdrijf en dat haar psychische klachten door het geweldsmisdrijf waren verergerd. De rechtbank heeft overwogen dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven terecht heeft geoordeeld dat eiseres recht had op een uitkering uit letselcategorie 2, gezien de ernst van het letsel en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3598

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C.M. van de Weerd).

Procesverloop

In het besluit van 7 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres recht heeft op een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 1.000,-, gebaseerd op letselcategorie 1.
In het besluit van 11 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bepaald dat zij recht heeft op een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 2.500,-, gebaseerd op letselcategorie 2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2021 via een Skype for Business beeldverbinding. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten en omstandigheden
1. Eiseres heeft op 1 december 2019 een aanvraag ingediend om een uitkering te ontvangen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Zij heeft op 23 juli 2019 aangifte gedaan van mishandeling. Dit misdrijf heeft plaatsgevonden op 19 juli 2019 en eiseres heeft hierbij zowel lichamelijk als psychisch letsel opgelopen.
Het bestreden besluit
2. Bij het vaststellen van die uitkering heeft verweerder gebruik gemaakt van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 juli 2019 (de Letsellijst). Daarin worden zes letselcategorieën omschreven, waaraan zes vaste uitkeringsbedragen zijn gekoppeld. Verweerder vindt het aannemelijk dat eiseres op 19 juli 2019 in ’s-Gravenhage slachtoffer is geworden van een mishandeling en dat zij daardoor ernstig letsel heeft opgelopen.
3. In het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiseres recht heeft op een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 1.000,-, gebaseerd op letselcategorie 1. Na afronding van de bezwaarprocedure heeft verweerder bij het bestreden besluit bepaald dat eiseres recht heeft op een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 2.500,-, gebaseerd op letselcategorie 2. Verweerder vindt dat een tegemoetkoming uit letselcategorie 2 passender is gelet op de door eiseres genoemde omstandigheden. Zo heeft eiseres vele extra behandelsessies bij een psycholoog gehad en is zij (tijdelijk) gestopt met haar studie.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, ten eerste omdat zij niets heeft vernomen van de politie Haaglanden. Ze wordt van het kastje naar de muur gestuurd en de getuigen zijn nooit gehoord. Deze gang van zaken maakt haar boos en verdrietig en ze voelt zich machteloos. Door het misdrijf was het voor eiseres lichamelijk en geestelijk niet meer vol te houden. De kosten die zij had naar aanleiding van het misdrijf bleven oplopen en de respons bleef uit. Eiseres wil gerechtigheid en worden gehoord. De mentale schade die zij heeft opgelopen is aanzienlijk hoger dan is geschat door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Zo vermijdt eiseres bepaalde omgevingen omdat er volgens haar nog geen gerechtigheid is en omdat het allemaal erg lang duurt.
Het wettelijk kader
5. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) is bepaald dat uit het fonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Het oordeel van de rechtbank
6. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter heeft verweerder bij het toekennen van zo’n uitkering beslissingsruimte. [1] Verweerder heeft beleid gemaakt dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (Beleidsbundel). Daarin is genoemd de zogenoemde Letsellijst. De Letsellijst is ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. De letsellijst maakt onderscheid tussen zes letselcategorieën, waaraan vaste uitkeringsbedragen zijn gekoppeld. Op basis van de ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepaalt het Schadefonds welke letselcategorie van toepassing is en welk uitkeringsbedrag hierbij hoort. De Beleidsbundel als ook de Letsellijst heeft verweerder gepubliceerd op zijn website.
7. De rechtbank moet beoordelen of eiseres vanwege het opgelopen letsel op het moment van het bestreden besluit recht had op een hogere uitkering uit het schadefonds dan verweerder haar heeft toegekend.
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres het eerste gedeelte van haar beroepsgronden, dat zij niets heeft vernomen van de politie Haaglanden, heeft ingetrokken tijdens de zitting. Op basis van wat eiseres in haar beroepschrift heeft geschreven en wat zij daarover op de zitting heeft verklaard, is de rechtbank gebleken dat zij voornamelijk boos en teleurgesteld is door de manier waarop de politie haar aangifte heeft behandeld. De rechtbank heeft dit met eiseres besproken op de zitting en heeft aan haar uitgelegd dat de bestuursrechter hierover geen oordeel kan geven in deze procedure, omdat deze procedure alleen over de uitkering uit het schadefonds gaat.
9. Wat betreft de beroepsgrond dat de mentale schade aanzienlijk hoger is dan is geschat door het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft eiseres zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat de psychische problemen die zij heeft opgelopen naar aanleiding van het misdrijf los moeten worden gezien van de klachten die al aanwezig waren voor het misdrijf. Eiseres was voordat het misdrijf plaatsvond onder behandeling bij een psycholoog in verband met een operatietrauma.
10. De rechtbank constateert dat verweerder in het primaire besluit heeft vastgesteld dat eiseres veel stress had, zowel door het misdrijf als door de manier waarop de politie met haar zaak omging. Eiseres voelde zich angstig, alert, vermoeid, boos en verdrietig. Ook had zij last van slaapproblemen. Eiseres was echter al onder behandeling bij een psycholoog voordat het misdrijf plaatsvond. Zij stelde een PTSS bij eiseres vast. Door het misdrijf zijn de PTSS-klachten verergerd. Op basis van het psychisch letsel komt eiseres volgens verweerder in aanmerking voor een uitkering uit letselcategorie 1. Vervolgens heeft verweerder in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat eiseres recht heeft op een hogere uitkering uit het schadefonds dan al is toegekend bij het primaire besluit. Verweerder heeft hierbij betrokken dat het behandeltraject bij Mentaal Beter met een jaar is verlengd en dat er een nieuwe hulpvraag bijgekomen is. Ook heeft eiseres kenbaar gemaakt dat zij (tijdelijk) is gestopt met haar studie. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat volgens de Letsellijst het uitgangspunt is dat hij een tegemoetkoming uit letselcategorie 1 toekent als er sprake is van een verergering van al bestaande klachten. In het geval van eiseres vindt verweerder deze letselcategorie niet passend, omdat zij inmiddels vele extra behandelsessies heeft gehad en (tijdelijk) is gestopt met haar studie. Verweerder vindt dat een tegemoetkoming uit letselcategorie 2 passender is gelet op de door eiseres genoemde omstandigheden en kent aan eiseres een uitkering toe van € 2.500,-.
11. Verweerder heeft op de zitting desgevraagd toegelicht dat onderdeel 2B van de Letsellijst ziet op de beoordeling psychisch letsel, dat volledig is veroorzaakt door een geweldsmisdrijf. Hierbij is het aantal behandelsessies en de diagnose van belang voor de hoogte van een toe te kennen schadevergoeding op basis van letselcategorie 2. Dit is anders als er sprake is van bestaande psychische klachten die verergeren als gevolg van een geweldsmisdrijf, in dat geval is deze systematiek niet meer onverkort van toepassing omdat er meerdere oorzaken zijn waardoor het psychisch letsel is ontstaan. Verweerder heeft uitgelegd dat hij ten tijde van de primaire besluitvorming het niet redelijk vond de beoordeling van het psychisch letsel van eiseres aan de hand van letselcategorie 2 van onderdeel 2B van de Letsellijst te verrichten, omdat het deel en de omvang van haar psychisch letsel dat is veroorzaakt door het misdrijf niet zo duidelijk is vast te stellen. Reeds bestaande psychische klachten waren immers verergerd. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres en de daarbij overgelegde stukken zag verweerder dat er meer dan een aantal behandelsessies hadden plaatsgevonden als gevolg van het misdrijf. Verweerder heeft verder toegelicht dat er geen afgebakend kader is, juist omdat het over psychische klachten en de diagnose gaat. Omdat eiseres al onder behandeling was bij een psycholoog voordat het misdrijf plaatsvond, is het voor verweerder lastig om een onderscheid te maken tussen de verschillende trauma’s. Om eiseres tegemoet te komen, heeft verweerder de beoordeling van het psychisch letsel aan de hand van letselcategorie 2 verricht en de uitkering verhoogd. Tot slot heeft verweerder ter zitting toegelicht dat met toepassing van de Letsellijst blijkt dat het lichamelijke letsel dat eiseres heeft opgelopen niet boven letselcategorie 2 uitkomt. Omdat bij de toekenning van de uitkering uit het schadefonds het letsel dat onder de hoogste letselcategorie valt leidend is en verschillende letselcategorieën niet bij elkaar worden opgeteld, is in het geval van eiseres een uitkering van letselcategorie 2 toegekend.
12. Op basis van wat in punt 10 en 11 is opgenomen concludeert de rechtbank dat verweerder terecht aan eiseres een uitkering uit het schadefonds heeft toegekend van letselcategorie 2. Dit oordeel is mede gebaseerd op de brief van 9 april 2020 van GZ-psycholoog mevrouw [A] , waarin staat dat de behandeling van eiseres is verlengd in de specialistische GGZ omdat de problematiek complexer is dan op voorhand ingeschat en daarnaast de hulpvraag van eiseres is uitgebreid ten opzichte van een jaar daarvoor. Uit deze brief blijkt aldus dat de verlenging van de behandeling voort vloeit uit de eerdere behandeling. De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in haar stelling dat de psychische problemen die zij heeft opgelopen door het misdrijf los moeten worden gezien van de psychische problemen die zij had voordat het misdrijf plaatsvond. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van