ECLI:NL:RBMNE:2021:3421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21/1148
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rijgeschiktheid en schorsing rijbewijs na politie-meldingen van verward gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de rijgeschiktheid van eiseres. Eiseres had een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd gekregen door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), na een melding van de politie dat zij mogelijk niet meer in staat was om een motorrijtuig te besturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie op basis van verschillende contacten met eiseres, waarin zij verward gedrag vertoonde, een mededeling heeft gedaan aan het CBR. Eiseres heeft betoogd dat deze mededeling onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de politieagenten die haar thuis bezochten geen aanleiding zagen voor spoedeisende psychiatrische hulp.

De rechtbank oordeelde dat de mededeling van de politie niet onzorgvuldig was en dat het CBR terecht een onderzoek naar de rijgeschiktheid heeft opgelegd. De rechtbank benadrukte dat een vermoeden van ongeschiktheid niet uitsluitend gebaseerd hoeft te zijn op waargenomen rijgedrag, maar ook op andere gedragingen die kunnen wijzen op verwardheid of geestelijke ongeschiktheid. Eiseres voerde aan dat er geen duidelijke aanwijzingen waren voor geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid, maar de rechtbank oordeelde dat de inhoud van de mutatierapporten voldoende basis bood voor het vermoeden van ongeschiktheid.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de schorsing van haar rijbewijs en het opgelegde onderzoek naar haar rijgeschiktheid rechtmatig waren. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de rol van de politie en het CBR in het waarborgen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1148

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L.P. Kabel),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: M. van Dongen).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst.
Bij het besluit van 28 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 25 juni 2021. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Aanleiding oplegging onderzoek en schorsing rijbewijs
1. Eiseres heeft op 21 april 2020 telefonisch contact gehad met de politie en is op 22 mei 2020 op het politiebureau geweest. Op 2 juli 2020 en 6 juli 2020 is zijn twee politieagenten bij eiseres thuis is langs geweest. Van die contacten zijn mutatierapporten opgemaakt, waarin staat dat eiseres tijdens die contacten tegenover de politie kenbaar heeft gemaakt dat zij problemen heeft met haar buren. Ook staat in de mutatierapporten dat eiseres tijdens die contacten van de hak op de tak springt, verward overkomt en dat het wijkteam betrokken is. De politie heeft vervolgens op 26 augustus 2020 aan verweerder mededeling gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet (Wvw) van het vermoeden dat eiseres niet of niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een motorrijtuig.
Bestreden besluit
Verweerder heeft naar aanleiding van de mededeling van de politie besloten dat eiseres moet meewerken aan een onderzoek naar de geschiktheid om te rijden, omdat hij het vermoeden heeft dat zij geestelijk en/of lichamelijk ongeschikt is om te rijden. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat bij eiseres sprake is van verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen en ernstig gestoord inzicht of gedrag. Verweerder baseert dit op de mutatierapporten. Daarnaast heeft verweerder de geldigheid van het rijbewijs van eiseres geschorst voor de duur van het onderzoek, omdat hij duidelijke aanwijzingen heeft dat eiseres geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt.
De rechtbank zal de beroepsgronden van eiseres tegen het bestreden besluit beoordelen.
Mededeling en besluit onzorgvuldig tot stand gekomen
2. Eiseres voert aan dat de mededeling en het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Zij wijst erop dat de twee politieagenten die bij haar thuis zijn geweest geen aanleiding hebben gezien om spoedeisende psychiatrische hulp in te schakelen of om een mededeling aan verweerder te doen. Een andere politieagent heeft bij het doorzoeken van de politiesystemen twee maanden later de code E33 (overlast door verward/overspannen persoon) aangetroffen over eiseres. Hij heeft op eigen houtje, zonder nader onderzoek, mededeling gedaan aan verweerder. Eiseres acht dat onzorgvuldig. Zij betoogt dat verweerder, door die mededeling aan het opleggen van een onderzoek ten grond te leggen, het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid.
3. De rechtbank is van oordeel dat de mededeling van de politie niet onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door die mededeling aan de oplegging van het onderzoek en het schorsen van het rijbewijs ten grondslag te leggen. De omstandigheid dat de mededeling is gedaan naar aanleiding van het doorzoeken van de politiesystemen door een andere politiemedewerker dan de agent die op huisbezoek is geweest, betekent niet dat die mededeling onzorgvuldig is. De mededeling is namelijk gebaseerd op mutatierapporten en gedaan door de korpschef, die volgens artikel 131, aanhef en onder a, van het Reglement rijbewijzen daartoe bevoegd is. Ook het betoog dat de mededeling pas twee maanden na het laatste huisbezoek en daarmee te laat is gedaan, faalt. Volgens artikel 130, eerste lid, Wvw moet een mededeling van een vermoeden "zo spoedig" mogelijk worden gedaan. In deze bepaling is geen vaste termijn gesteld waarbinnen een vermoeden uiterlijk moet zijn meegedeeld. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft overwogen in de uitspraak van 18 december 2013 [1] , zijn de woorden "zo spoedig mogelijk" opgenomen om een spoedige afhandeling van het gerezen vermoeden te bespoedigen en komt daaraan geen verdergaande betekenis toe. Bovendien is niet aannemelijk dat eiseres door het tijdsverloop tussen het laatste huisbezoek en de mededeling in haar verdediging is geschaad. Verder faalt ook het betoog dat de betreffende politiemedewerker nader onderzoek had moeten doen voordat hij de melding deed. Het is namelijk aan verweerder, en niet aan een politiemedewerker, om op basis van de mededeling en de inhoud van de mutatierapporten te beoordelen of onderzoek naar de rijgeschiktheid nodig is.
Onderzoek rijgeschiktheid
4. Eiseres voert verder aan dat verweerder haar ten onrechte een onderzoek naar de geschiktheid heeft opgelegd, omdat bij haar geen sprake is van verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen of ernstig gestoord inzicht of gedrag. Zij betoogt, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juli 2020, [2] dat het vermoeden dat iemand geestelijk niet geschikt is om te rijden moet zijn terug te voeren op waargenomen rijgedrag, althans verschijnselen die direct zijn te relateren aan de rijgeschiktheid. In haar geval is er geen waargenomen rijgedrag. Daardoor zijn er geen verschijnselen die direct zijn te relateren aan de rijgeschiktheid. Het vermoeden van verweerder dat eiseres onvoldoende ongeschikt is, is slechts terug te voeren op een huisbezoek van politieagenten, die haar 'raar' vonden overkomen. Volgens eiseres is dit onvoldoende voor een dergelijk vermoeden. Dat eiseres bezoek, vanuit hygiënisch oogpunt, vraagt om de schoenen uit te trekken, vermoedde dat zij te maken had met cybercriminaliteit, van de hak op de tak springt en overal iets achter zoekt, betekent niet dat is voldaan aan de criteria verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen of ernstig gestoord inzicht of gedrag. Verder wijst eiseres op een brief van de huisarts van 5 maart 2021, waarin staat dat bij de huisarts niets bekend is van psychische ziekten, eiseres op de huisarts een redelijke indruk maakt en uit het dossier van de huisarts niet blijkt dat zij verward is of gestoord verdrag vertoont.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de mutatierapporten een vermoeden van ongeschiktheid kan worden afgeleid. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat het in de situatie van eiseres vooral gaat om een vermoeden van verwardheid en dat daarnaast ook een vermoeden bestaat van ernstig gestoord inzicht en gedrag.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres de feitelijke inhoud van de mutatierapporten als zodanig niet weerspreekt. Zij voert uitsluitend aan dat uit die rapporten niet een vermoeden kan worden afgeleid dat zij niet langer rijgeschikt is.
7. Over het betoog van eiseres dat dit vermoeden niet uit de mutatierapporten kan worden afgeleid omdat daarin niets staat over haar rijgedrag, overweegt de rechtbank dat een vermoeden niet uitsluitend op waargenomen rijgedrag kan worden gebaseerd. Ook gedragingen die niet als verkeersgedragingen kunnen worden aangemerkt kunnen aanleiding geven voor een vermoeden dat iemand niet of niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, die vereist is voor het besturen van motorrijtuig. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van de ABRvS van 4 maart 2015 [3] . De rechtbank acht dit ook logisch, gelet op het doel van het opleggen van een onderzoek, namelijk het verzekeren van de verkeersveiligheid en het voorkomen van verkeersonveilige situaties. Daarbij past niet dat verweerder pas een onderzoek mag opleggen als het rijgedrag van eiseres daartoe aanleiding geeft, terwijl andere gedragingen, feiten of omstandigheden wel het vermoeden rechtvaardigen dat eiseres niet langer rijgeschikt is.
8. Over het betoog van eiseres dat het vermoeden slechts erop is gebaseerd dat de politie haar ‘raar’ vond en uit de mutatierapporten niet kan worden afgeleid dat sprake is van verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen of ernstig gestoord inzicht of gedrag, overweegt de rechtbank als volgt.
9. In het mutatierapport van 21 april 2020 staat dat eiseres heeft aangegeven dat zij denkt dat de buren regelmatig bij haar inbreken, stiekem in haar woning komen en haar meubels hebben verplaatst. Ook staat daarin dat eiseres een scheur heeft in haar plafond en daarvan de buren verdenkt. Verder vermeldt het mutatierapport dat vermoed wordt dat eiseres verward is. In het mutatierapport van 22 mei 2020 staat dat eiseres aan het bureau kwam met een warrig verhaal over vernielingen gepleegd door de buren en van de hak op de tak springt. Ook staat er dat eiseres denkt dat de buurvrouwen van nummer 9 – die een sleutel van haar woning hebben – haar deur opendraaien, andere sokken in haar wasmand stoppen, met lippenstift knoeien op de beelden van eiseres en kleine sneetjes maken in de onderbroeken van eiseres. In het mutatierapport van 2 juli 2020 staat dat bij een huisbezoek eiseres heeft verklaard dat zij problemen ondervond met onder andere pop-ups op de tv en telefoon, klikjes/piepjes tijdens het bellen, geplaatste camera’s in de woning en vreemde mensen in de woning. Ook staat daarin dat eiseres van de hak op de tak sprong. Verder staat in een mutatierapport dat de politie op 6 juli 2020 bij eiseres is geweest en zij ervan overtuigd is dat er mensen in haar huis zijn geweest die schroeven hebben vervangen omdat ze nieuw lijken. Het gaat om plinten, het bed, meubels en pluggen in de muren..
10. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiseres tegenover de politie dat de buren stiekem haar woning binnenkomen, meubels verplaatsen, met lippenstift knoeien, andere sokken in haar wasmand stoppen en kleine sneetjes maken in haar ondergoed kan worden afgeleid dat sprake is van verwardheid en ernstig gestoord inzicht of gedrag. Dat geldt ook voor de verklaringen van eiseres in de mutatierapporten over klikjes/piepjes tijdens het bellen, geplaatste camera’s en vreemde mensen in haar woning en het vervangen van schroeven en pluggen in plinten, meubels en de muren. Daarbij komt dat in meerdere mutatierapporten staat dat eiseres van de hak op de tak springt, onsamenhangend verklaard en warrig of verward overkomt. De rechtbank is daarom van oordeel dat uit de mutatierapporten kan worden afgeleid dat sprake is van verwardheid en ernstig gestoord inzicht of gedrag. Gezien de criteria in de Regeling eisen geschiktheid 2000, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat op grond van de mededeling en de mutatierapporten die daaraan ten grondslag liggen een vermoeden kan worden afgeleid dat eiseres niet langer rijgeschikt is.
11. De brief van de huisarts leidt niet tot een ander oordeel. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, sluit het feit dat de huisarts niet bekend is met psychische ziekten bij eiseres niet uit dat bij eiseres toch sprake is van verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen en ernstig gestoord inzicht of gedrag. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de politie na de huisbezoeken geen spoedeisende psychiatrische hulp heeft ingeschakeld.
Schorsing geldigheid rijbewijs
12. Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte de geldigheid van haar rijbewijs heeft geschorst, omdat bij haar geen sprake is van duidelijke aanwijzingen dat zij lijdt aan een aandoening waardoor zij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert. Zij voert aan dat voor schorsing van een rijbewijs een zwaarder criterium geldt dan voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid en dat een rijbewijs niet lichtvaardig mag worden geschorst. In haar geval is er geen grond voor de conclusie van verweerder dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat zij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert of dat zij ernstige psychiatrische problemen heeft. In een belnotitie van verweerder staat bovendien dat zij op de medewerker van verweerder helder en intelligent overkwam totdat zij over de buurvrouwen en de meubels begon en in het mutatierapport van 2 juli 2020 staat dat zij erg intelligent is. Verder heeft eiseres al meer dan 50 jaar haar rijbewijs, gereden in heel Europa, de Verenigde Staten, Canada en Israël en nooit noemenswaardige aanrijdingen gehad. Zij heeft in haar werkzame leven onder meer gewerkt met verwarde mensen en aan een universiteit gedoceerd. Volgens eiseres duiden deze feiten er niet op dat zij geestelijk of lichamelijk niet goed functioneert.
13. De rechtbank overweegt dat eiseres op zichzelf terecht betoogt dat het bij schorsing van het rijbewijs niet gaat om een vermoeden van ongeschiktheid, maar dat daarvoor een duidelijke aanwijzing moet bestaan dat zij lijdt aan een aandoening waardoor zij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert. Dat neemt echter niet weg dat, zoals verweerder ter zitting nader heeft toegelicht, de inhoud van de mutatierapporten een duidelijke aanwijzing vormt dat zij lijdt aan een aandoening waardoor zij geestelijk niet goed functioneert. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt. De door eiseres aangevoerde omstandigheden over de belnotitie en haar rij- en werkervaring nemen de inhoud van de mutatierapporten niet weg en kunnen daarom niet leiden tot een andere conclusie.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Aziz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.