ECLI:NL:RBMNE:2021:3426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/259
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring woning op medische gronden door gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een urgentieverklaring voor een woning had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had haar aanvraag ingediend op medische gronden, omdat zij en haar kinderen gezondheidsklachten ondervonden door schimmel en ongedierte in hun woning. Het primaire besluit van 3 september 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd in het bestreden besluit van 9 december 2020 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 2 juni 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en ook een vriendin van eiseres was aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij alle mogelijkheden had benut om het woonprobleem zelf op te lossen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een bijzondere persoonlijke noodsituatie en dat eiseres onvoldoende had gereageerd op andere woningen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de urgentieaanvraag had afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hardheidsclausule niet van toepassing was, omdat de situatie van eiseres niet als levensbedreigend of vergelijkbaar kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/259

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G. Hagens),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: W. van Beveren).

Procesverloop

In het besluit van 3 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring voor een woning afgewezen.
In het besluit van 9 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is verschenen mevrouw [vriendin], een vriendin van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten en omstandigheden
1. Eiseres heeft op 26 juni 2020 een aanvraag ingediend om haar urgentie te verlenen voor een woning op medische gronden, wegens gezondheidsklachten van haar kinderen door schimmel en ongedierte in haar woning.
Het bestreden besluit
2. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Dit heeft verweerder in het besluit op bezwaar gehandhaafd. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat niet wordt voldaan aan de algemene voorwaarden van artikel 2.5.1, tweede lid, onder c en e, van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, gemeente Utrecht (de Huisvestingsverordening). Er is geen sprake van een bijzondere persoonlijke noodsituatie en eiseres dient zich te wenden tot de verhuurder bij schimmel en ongedierte in de woning als gevolg waarvan deze toepassing kan geven aan het beheerdersbelang. Daarnaast heeft eiseres niet aangetoond dat zij zelf eerst naar een oplossing voor het woonprobleem heeft gezocht. Nu niet aan de algemene voorwaarden voor urgentieverlening wordt voldaan wordt niet toegekomen aan een medisch onderzoek. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de aanvraag om urgentie op grond van de hardheidsclausule toe te kennen.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert - samengevat - het volgende aan. Zij stelt dat er veel ongedierte en schimmel in haar woning aanwezig is en dat dit een gevaarlijke situatie is voor de gezondheid van haar kinderen en voor haar eigen gezondheid. Eiseres heeft in beroep nieuwe medische rapporten van haar en van haar kinderen overgelegd. Eiseres heeft psychische problemen opgelopen door de situatie. Eiseres en haar kinderen hebben verder last van geïrriteerde slijmvliezen, prikkende ogen en een rode huid. De kinderen hebben astma en longproblemen en gebruiken hiervoor medicatie. Eiseres gebruikt continu HG schimmelverwijderaar, maar dat helpt niet tegen de schimmel. Eiseres heeft foto’s overgelegd waarop de schimmel te zien is. Ze heeft al zeven jaar problemen in haar woning. Ze heeft al heel vaak contact opgenomen met de woningcorporatie [woningcorporatie], maar die is niet in staat om het probleem voor langere duur op te lossen. Eiseres heeft ook de klachtencommissie en de huurcommissie ingeschakeld, maar niemand kan het probleem in haar woning oplossen. Tot slot stelt eiseres dat zij regelmatig op woningen reageert, maar dat zij telkens niet in aanmerking komt voor een normale flat of eengezinswoning. Ze vraagt om de hardheidsclausule toe te passen.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de urgentieaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen omdat zij niet voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening. Niet is gebleken dat sprake is van een bijzondere persoonlijke noodsituatie omdat voor de door eiseres geschetste omstandigheden een andere weg of procedure meer aangewezen is en die weg nog onvoldoende benut is. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres niet aantoonbaar voldoende heeft ondernomen richting [woningcorporatie]. Eiseres stelt weliswaar dat zij meerdere malen contact heeft opgenomen met [woningcorporatie], maar in het dossier bevinden zich slechts drie meldingen. Uit twee van de drie meldingen volgt ook dat [woningcorporatie] als gevolg van de melding actie heeft ondernomen door schimmel te verwijderen. Daarnaast stelt eiseres dat zij een klacht heeft ingediend bij de klachtenadviescommissie en bij het Loket Huurrecht maar zij heeft deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank is aldus van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de haar beschikbare mogelijkheden heeft benut, zoals bedoeld in de Huisvestingsverordening en zoals ook volgt uit de toelichting daarop. Ook uit wat verweerder naar voren heeft gebracht op de zitting over de meldingen bij [woningcorporatie] blijkt niet dat eiseres voldoende heeft ondernomen richting [woningcorporatie] om het woonprobleem op te lossen. Indien eiseres het probleem aan [woningcorporatie] voorlegt kan deze bekijken of deze gebruik maakt van het beheerdersbelang in die zin dat wordt bekeken of de bewoning van de woning door milieu- en bouwtechnische omstandigheden niet (meer) mogelijk is waardoor het toewijzen van een andere woning aangewezen kan zijn.
5. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende heeft gereageerd op andere woningen. Zij heeft slechts twee keer gereageerd op een andere woning en dat is onvoldoende. Van eiseres mag worden verwacht dat zij zich voldoende inspant om een eventueel woonprobleem op te lossen en in dit geval houdt dat dus mede in dat zij tijdig en regelmatig moet reageren op het woningaanbod. De enkele stelling van eiseres op de zitting dat zij niet vaker kan reageren omdat het woningaanbod niet passend is, is niet onderbouwd met documenten en aldus onvoldoende. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om een andere woning te vinden en op die manier haar woonprobleem op te lossen.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
6. Bij het toepassen van de hardheidsclausule van artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening komt verweerder een ruimte beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat de rechtbank dit punt dan ook slechts terughoudend kan toetsen.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat hij de hardheidsclausule alleen toepast in zeer incidentele noodsituaties, waarbij gedacht moet worden aan levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situaties. De rechtbank stelt voorop dat zij deze wijze van toepassing van de hardheidsclausule niet onredelijk acht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze uitleg ook niet onredelijk bevonden, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 23 april 2019. [1] Verweerder heeft de situatie van eiseres en haar kinderen niet als een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie hoeven aanmerken en geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder heeft op de zitting terecht opgemerkt dat niet uit de medische stukken blijkt dat sprake is van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie en dat verhuizing binnen zes maanden noodzakelijk is.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.