ECLI:NL:RBMNE:2021:3626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20/4339
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit heffingsambtenaar gemeente Woudenberg

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep. Het beroep was ingediend tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Woudenberg, gedateerd 15 september 2020. De rechtbank had eerder, op 11 maart 2021, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant te laat beroep had ingesteld zonder geldige reden. De opposant ging in verzet, maar vroeg niet om een zitting.

De rechtbank overwoog dat zij in de eerdere uitspraak geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. De opposant voerde aan dat de COVID-19 pandemie een significante impact had op zijn gezin, wat hem zou hebben belet om tijdig beroep in te stellen. Hij had ook niet overwogen om een professioneel gemachtigde in te schakelen, omdat hij niet op de hoogte was van deze mogelijkheid.

De rechtbank toonde begrip voor de situatie van de opposant, maar oordeelde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Het was de verantwoordelijkheid van de opposant om zijn belangen te laten behartigen, en de rechtbank concludeerde dat de redenen die de opposant aanvoerde niet voldoende waren om de te late indiening van het beroepschrift te rechtvaardigen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en bleef de eerdere uitspraak in stand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4339-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Woudenberg van 15 september 2020.
In de uitspraak van 11 maart 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 11 maart het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant te laat beroep heeft ingesteld en hier geen geldige reden voor heeft gegeven. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 11 maart 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 11 maart 2021 niet juist omdat hij in zijn uitleg heeft aangegeven dat de COVID 19 pandemie significante impact heeft gehad op zijn gezin. Naast de zorg voor zijn vier kinderen in de leeftijd van drie tot zeven jaar viel het inkomen van zijn vrouw weg. De beroepstermijn van zes weken had opposant daardoor niet scherp. Opposant is ook niet op het idee gekomen om een professioneel gemachtigde in te schakelen. Deze mogelijkheid was opposant niet bekend omdat dit ook niet stond vermeld in de uitspraak op bezwaar van verweerder.
4. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van opposant, ziet zij in hetgeen opposant heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het dient voor rekening en risico van opposant te komen dat hij, indien hij daar zelf niet meer toe in staat was, haar belangen niet heeft laten behartigen door derden. De rechtbank ziet daarom geen reden om het verzet gegrond te verklaren. Wat opposant in verzet heeft aangevoerd doet dus niet af aan de overweging in de uitspraak van de rechtbank van 11 maart 2021, namelijk dat het beroep niet tijdig is ingediend en dat opposant pro forma beroep had kunnen instellen om de beroepstermijn veilig te stellen. De reden die opposant heeft gegeven voor het te laat indienen van het beroepschrift kan niet leiden tot de conclusie dat de te late indiening van het beroepschrift verschoonbaar is.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
11 maart 2021 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.