ECLI:NL:RBMNE:2021:3637

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21_2686 en UTR 21_5280
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake zorgtoeslag door te late indiening en gebrek aan verschoonbare reden

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 3 augustus 2021, zijn twee beroepen behandeld die door eiseres zijn ingesteld tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen. De zaken zijn geregistreerd onder de nummers UTR 20/2686 en UTR 19/5280. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst die betrekking hadden op de definitieve berekening van de zorgtoeslag over de belastingjaren 2016 en 2017. In beide gevallen heeft de Belastingdienst het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat was ingediend en eiseres geen verschoonbare reden had opgegeven voor de vertraging.

De rechtbank heeft op 22 juli 2021 de beroepen behandeld via een beeldverbinding. Eiseres was aanwezig, terwijl de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door gemachtigden. Tijdens de zitting is vastgesteld dat het beroep van eiseres zich richtte tegen het bestreden besluit II, dat op 23 januari 2021 was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend, aangezien de wettelijke termijn van zes weken was overschreden. Eiseres had in een eerdere brief aangegeven dat zij documenten bij de Belastingdienst moest opvragen, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen verschoonbare reden was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak zal plaatsvinden. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, hoewel de Belastingdienst heeft toegezegd de griffierechten van eiseres te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/2686 en UTR 19/5280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wubs en J. Chattou).

Procesverloop

UTR 20/2686
In het besluit van 5 oktober 2018 (het primaire besluit I) heeft verweerder de zorgtoeslag van eiseres over belastingjaar 2017 definitief berekend.
In het besluit van 23 januari 2021 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer UTR 20/2686
UTR 19/5280
In het besluit van 8 september 2017 (het primaire besluit II) heeft verweerder de zorgtoeslag van eiseres over belastingjaar 2016 definitief berekend.
In het besluit van 23 januari 2021 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer UTR 19/5280.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

UTR 20/2686: berekeningsjaar 2017
Op de zitting is komen vast te staan dat het beroep van eiseres, anders dan verweerder veronderstelde, zich richt tegen de brief van verweerder van 6 december 2019. In deze brief is door verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij een betalingsachterstand heeft. Ten aanzien van de zorgtoeslag 2017 is daarin aangegeven dat het openstaande bedrag € 1.077,- bedraagt en dat er nog een bedrag à € 146,- aan openstaande kosten uitstaat.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het beroep van eiseres ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt van niet. Allereerst is niet gebleken dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen deze brief. Verder is de rechtbank van oordeel dat er tegen deze brief geen mogelijkheid tot bezwaar of beroep openstaat, omdat de brief niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De brief is een feitelijke mededeling die niet op rechtsgevolg is gericht. De terugbetalingsverplichting is immers al eerder vastgesteld.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen in deze uitspraak.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
UTR 19/5280: berekeningsjaar 2016
5. Op de zitting is komen vast te staan dat het beroep van eiseres zich richt tegen het bestreden besluit II. In dit besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat is ingediend en omdat eiseres daarvoor geen verschoonbare reden heeft gegeven.
6. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroep van eiseres ontvankelijk is. Het bestreden besluit II dateert van 23 januari 2019. Het beroep van eiseres is ingesteld op 13 december 2019. Dit is buiten de wettelijke beroepstermijn van zes weken. Eiseres heeft in haar brief van 5 augustus 2020 aangegeven dat de reden voor de late indiening is dat zij eerst documenten bij verweerder moest opvragen en dat dit lang duurde. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen verschoonbare reden. Zoals op de zitting ook aan eiseres is toegelicht had zij in dat geval pro forma beroep kunnen instellen. De gronden van beroep had zij dan op een later moment kunnen aanvullen.
7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Ook dit beroep zal niet inhoudelijk worden beoordeeld in deze uitspraak.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Omdat verweerder eiseres eerder duidelijkheid had kunnen geven over haar terugbetalingsverplichtingen en eiseres zich daardoor genoodzaakt zag beroep in te stellen, heeft verweerder wel ter zitting toegezegd de griffierechten van eiseres te zullen betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van
mr.B.L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 3 augustus 2021en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
Om de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.