In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 3 augustus 2021, zijn twee beroepen behandeld die door eiseres zijn ingesteld tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen. De zaken zijn geregistreerd onder de nummers UTR 20/2686 en UTR 19/5280. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst die betrekking hadden op de definitieve berekening van de zorgtoeslag over de belastingjaren 2016 en 2017. In beide gevallen heeft de Belastingdienst het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat was ingediend en eiseres geen verschoonbare reden had opgegeven voor de vertraging.
De rechtbank heeft op 22 juli 2021 de beroepen behandeld via een beeldverbinding. Eiseres was aanwezig, terwijl de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door gemachtigden. Tijdens de zitting is vastgesteld dat het beroep van eiseres zich richtte tegen het bestreden besluit II, dat op 23 januari 2021 was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend, aangezien de wettelijke termijn van zes weken was overschreden. Eiseres had in een eerdere brief aangegeven dat zij documenten bij de Belastingdienst moest opvragen, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen verschoonbare reden was.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak zal plaatsvinden. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, hoewel de Belastingdienst heeft toegezegd de griffierechten van eiseres te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.