ECLI:NL:RBMNE:2021:3639

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/3011
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake verwijdering van persoonsgegevens en inschrijving in de basisregistratie personen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had eerder op 10 juni 2021 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort om haar persoonsgegevens te verwijderen. Dit verzoek werd gedeeltelijk ingewilligd, waarna verzoekster bezwaar maakte en de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening.

Verzoekster had op 4 mei 2021 ook verzocht om de inschrijving van haar twee kinderen in de basisregistratie personen (BRP). In het kader van dit verzoek had verweerder kopieën gemaakt van de paspoorten van verzoekster en haar kinderen. Verzoekster trok haar verzoek om inschrijving in en vroeg op 11 mei 2021 om verwijdering van haar persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voldeed aan de vereisten van materiële connexiteit. Dit houdt in dat het verzoek niet betrekking had op de inhoud van het bestreden besluit. Verzoekster vroeg om te bepalen dat het niet rechtmatig was om kopieën van in- en uitreisstempels en visa te maken en op te slaan, maar dit had geen relatie met het besluit over de verwijdering van persoonsgegevens.

Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3011

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 juni 2021 (primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoekster om verwijdering van persoonsgegevens gedeeltelijk ingewilligd.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Op 4 mei 2021 heeft verzoekster verweerder verzocht om twee kinderen in te schrijven in de basisregistratie personen (BRP). Om te kunnen beoordelen of aan dit verzoek kon worden voldaan heeft verweerder kopieën gemaakt van alle beschreven pagina’s en de houderpagina’s van de paspoorten van verzoekster, haar partner en de kinderen.
Verzoekster heeft het verzoek om inschrijving in de BRP vervolgens weer ingetrokken en op 11 mei 2021 heeft zij verweerder verzocht om verwijdering van haar persoonsgegevens op grond van artikelen 12 en 17 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Bij het primaire besluit heeft verweerder dit verwijderingsverzoek van verzoekster gedeeltelijk ingewilligd en de kopieën van alle beschreven pagina’s en de houderpagina’s van de paspoorten verwijderd. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Uit artikel 8:81 van de Awb volgt dat een verzoek om een voorlopige voorziening moet voldoen aan de vereisten van formele en materiële connexiteit. Niet alleen is voor een ontvankelijk verzoek om een voorlopige voorziening nodig dat tegen een besluit bezwaar is gemaakt bij het bestuursorgaan of beroep is ingesteld bij de bestuursrechter (de formele connexiteit), wat een verzoeker met zijn verzoek wil bereiken moet ook betrekking hebben op de inhoud van dat bestreden besluit (de materiële connexiteit).
In haar verzoek om voorlopige voorziening vraagt verzoekster de voorzieningenrechter om te bepalen dat het niet rechtmatig is om in het kader van de inschrijving van haar kinderen in de BRP kopieën van in- en uitreisstempels en visa te maken en op te slaan, dan wel te bepalen dat verweerder deze gegevens niet mag vorderen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet het verzoek niet aan het vereiste van materiële connexiteit, omdat wat verzoekster wil bereiken geen betrekking heeft op de inhoud van het bestreden besluit. Verzoekster heeft het verzoek om voorlopige voorziening gedaan in het kader van haar bezwaar tegen het bestreden besluit. Het bestreden besluit betreft een beslissing op het door verzoekster ingediende verzoek om verwijdering van persoonsgegevens. Het bestreden besluit behelst dus geen beslissing met betrekking tot de hiervoor genoemde gevraagde voorziening. Verzoekster kan daarom met het verzoek om een voorlopige voorziening niet bereiken wat zij wenst.
Gelet op het voorgaande is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.