ECLI:NL:RBMNE:2021:3679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/4084
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie wegens niet voldoen aan voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal over de afwijzing van een aanvraag voor een woonurgentieverklaring. De eiser had op 22 april 2020 een aanvraag ingediend, die door verweerder werd afgewezen omdat niet aan de voorwaarden voor urgentie was voldaan. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 28 september 2020 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Beide partijen hebben ervoor gekozen om geen zitting te houden, waardoor de rechtbank het onderzoek zonder zitting heeft gesloten.

De rechtbank overwoog dat de verweerder terecht had vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 24 van de Huisvestingsverordening. Eiser had een huurachterstand en was betrokken bij een ontruimingsprocedure, wat zijn recht op huurbescherming niet in stand hield. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat hij niet in staat was om zelf een woning te vinden en dat zijn medische klachten geen reden vormden voor urgentie. Eiser had zich pas laat ingeschreven bij de gemeente, terwijl zijn woonproblemen al eerder speelden. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiser niet uitzonderlijk genoeg was om een urgentieverklaring te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser had geen recht op de gevraagde urgentie, omdat hij niet had aangetoond dat zijn acute woonnoodsituatie buiten zijn schuld was ontstaan en hij onvoldoende eigen inspanning had geleverd om een passende woning te vinden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4084

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.T. Lonis),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, verweerder
(gemachtigde: mr. M.R. Groenewoud).

Procesverloop

In het besluit van 22 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een woonurgentieverklaring afgewezen.
In het besluit van 28 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben verklaard dat zij geen gebruik willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom bepaald dat een zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eiser woonde sinds 1 maart 2010 aan het adres [adres] in [plaats] . Deze woning huurde hij van een particuliere verhuurder. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 26 februari 2020 het verzoek van de verhuurder om ontruiming van de woning toegewezen. Uiterlijk op 31 maart 2020 moest eiser de woning verlaten en daarom heeft hij zich op 16 maart 2020 ingeschreven bij Huiswaarts.nu. Eiser heeft verweerder vervolgens verzocht om woningurgentie om sociale redenen. Verweerder vindt dat eiser daarvoor niet in aanmerking komt. Daar is eiser het niet mee eens en daarover gaat deze uitspraak.
Een urgentieverklaring wordt alleen in uitzonderlijke gevallen toegekend. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank overtuigend gemotiveerd dat de situatie van eiser niet zo uitzonderlijk is dat hij recht heeft op zo’n urgentieverklaring. Eiser krijgt van de rechtbank dus geen gelijk en de rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel komt.
Om in aanmerking te komen voor urgentie moet eiser aantonen dat de acute woonnoodsituatie buiten zijn schuld is ontstaan en dat hij dat een maximale eigen inspanning heeft geleverd om zelf een passende woning te vinden. Dit volgt uit artikel 24 van de Huisvestingsverordening van de gemeente Veenendaal 2016. [1]
4. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aan deze twee voorwaarden voldoet. Uit de gedingstukken blijkt dat er al langere tijd onenigheid was tussen eiser en de verhuurder en dat dit heeft geleid tot een dagvaarding en een ontruimingsvonnis. Eiser stelt dat hij niet hoefde te verwachten dat hij bij verkoop van de woning door de verhuurder niet langer in de woning kon blijven wonen, omdat hij recht had op huurbescherming. De voorgenomen verkoop van de woning is echter niet de reden voor de ontruiming, maar het feit dat eiser niet aan al zijn verplichtingen heeft voldaan. Uit het vonnis van de kantonrechter blijkt dat eiser een huurachterstand had. De precieze omvang van de huurachterstand was de kantonrechter alleen nog niet duidelijk. De kantonrechter heeft het verzoek van de verhuurder om de woning te ontruimen toegewezen en heeft dus in de regels over huurbescherming geen reden gezien om daarvan af te zien. Dat eiser niets kon doen aan zijn situatie vindt de rechtbank niet, want hij is zelf zijn verplichtingen ten opzichte van de verhuurder niet nagekomen. Daarom is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 24 van de Huisvestingsverordening, aanhef en onder b.
5. Het had vervolgens ook op de weg van eiser gelegen om eerder actie te ondernemen om te voorkomen dat hij ‘dakloos’ zou worden. Hij heeft zich pas op 16 maart 2020 ingeschreven bij de gemeente, terwijl de woonproblemen al veel eerder speelden en het ontruimingsvonnis er ook al een paar weken lag. Ook is niet aangetoond dat het onmogelijk was voor eiser om zelf een woning te vinden in bijvoorbeeld de particuliere sector. De stelling dat de huur in de particuliere sector te hoog is, heeft eiser niet onderbouwd. Ook heeft hij niet onderbouwd dat hij werd gediscrimineerd vanwege zijn naam. Alleen de verklaring van eiser en zijn zus daarover is onvoldoende om dat aan te kunnen nemen. Verweerder heeft eiser in een emailbericht van 10 maart 2020 gewezen op diverse websites waarop gezocht kan worden. Niet is gebleken dat eiser van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, terwijl dit wel van hem verwacht mocht worden. Juist omdat eiser stelt dat hij in de particuliere sector aanliep tegen problemen, had verwacht mogen worden dat hij zich eerder bij de gemeente (Huiswaarts.nu) zou inschrijven voor een woning. Eiser heeft gesteld dat hij medische problemen heeft die hem beletten om eerder actie te ondernemen. De rechtbank vindt dat echter geen goede reden. Eiser had hulp kunnen inroepen, bijvoorbeeld van zijn zus die hem ook heeft geholpen bij de hoorzitting.
6. Verweerder heeft de mogelijkheid om bij wijze van uitzondering af te wijken van de Verordening en toch een urgentie te verlenen. Dat kan op grond van de hardheidsclausule. [2] De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omstandigheden waarin eiser verkeert goed heeft bekeken en op basis hiervan heeft kunnen beoordelen dat hij niet verkeert in een uitzonderlijke noodsituatie waardoor hij voorrang zou moeten krijgen bij de toewijzing van een woning. De medische situatie alleen is daarvoor onvoldoende en ook verder ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de regels onevenredig nadelig voor eiser uitpakken. Eiser heeft op dit moment onderdak bij zijn broer en er is niet gesteld of gebleken dat hij snel weg zal moeten uit het huis van zijn broer. Volgens verweerder zou dit overigens met zich brengen dat eiser geen procesbelang meer heeft bij deze procedure. Dat is niet zo, maar het feit dat eiser onderdak heeft, mag verweerder wel meewegen in de beoordeling of hier sprake is van een noodsituatie die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigt. Dat is dus niet het geval.
7. De rechtbank ziet dat eiser zich voornamelijk beroept op zijn medische klachten en vindt dat daarin een reden moet worden gezien voor urgentie. Als eiser zijn medische situatie wil laten beoordelen, moet hij een aanvraag doen voor urgentie op medische gronden. Eiser zal dan wel met meer onderbouwing moeten komen en hij zal alsnog moeten voldoen aan de algemene voorwaarden van artikel 24 van de Huisvestingsverordening.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voorwaarden c en b van artikel 24 van de Huisvestingsverordening.
2.Artikel 39 van de Huisvestingsverordening.