ECLI:NL:RBMNE:2021:3717

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
20/3126
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van het dagloon in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van haar dagloon in het kader van de Ziektewet. Eiseres, die op 6 januari 2020 in dienst trad bij een bedrijf, meldde zich op 16 maart 2020 ziek. Het Uwv bepaalde haar dagloon op € 74,65, gebaseerd op haar inkomsten in de referteperiode van 6 januari 2020 tot en met 31 januari 2020. Eiseres was het niet eens met deze berekening en stelde dat haar dagloon hoger zou moeten zijn, gebaseerd op haar maandloon in februari 2020 of het gemiddelde van januari en februari 2020.

De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv, die het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarden, beoordeeld. Tijdens de zitting op 21 juni 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank overwoog dat het Uwv zich aan de regels van het Dagloonbesluit moet houden en dat er geen ruimte is voor afwijkingen, zelfs niet als dat tot een gunstiger resultaat voor de werknemer zou leiden. De rechtbank concludeerde dat de berekening van het dagloon door het Uwv correct was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 2 augustus 2021 en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Procesverloop

In het besluit van 10 juni 2020 heeft verweerder (hierna: het Uwv) aan eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 16 maart 2020 recht heeft op een Ziektewetuitkering. Het dagloon waarnaar de uitkering wordt berekend is bepaald op € 74,65.
Eiseres is het niet eens met de hoogte van het dagloon en heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 20 juli 2020 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Op 5 augustus 2020 heeft het Uwv een aanvullend besluit op bezwaar genomen. Daarin heeft het Uwv het besluit van 20 juli 2020 gehandhaafd.
De rechtbank merkt de besluiten van 20 juli 2020 en 5 augustus 2020 samen aan als het bestreden besluit.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2021 via Skype. Eiseres is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is op 6 januari 2020 in dienst getreden bij [bedrijf] BV.
Daarvoor had zij een werkloosheidsuitkering. Op 16 maart 2020 heeft zij zich ziek gemeld voor haar werk.
2. Het Uwv baseert de hoogte van het dagloon op het volgende. In beginsel wordt voor de
bepaling van het dagloon uitgegaan van een referteperiode van een jaar die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaand aan het aangiftetijdvak waarin iemand ziek is geworden. In dit geval is dat de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 januari 2020. Omdat het dienstverband van eiseres pas op 6 januari 2020 is begonnen, loopt de referteperiode van 6 januari 2020 tot en met 31 januari 2020. Voor de bepaling van de totale inkomsten van eiseres in deze periode heeft het Uwv zich gebaseerd op de gegevens in de polisadministratie. Daaruit blijkt dat eiseres in deze periode € 1.382,47 heeft verdiend. Deze inkomsten zijn gedeeld door het totaal aantal dagloondagen in deze periode, namelijk 20. Het dagloon komt dan, rekening houdend met 8% vakantietoeslag, uit op € 74,65.
3. Eiseres is het niet eens met het vastgestelde dagloon. Zij heeft aangevoerd dat uitgegaan
moet worden van haar maandloon in februari 2020 ofwel van het maandloon in januari én februari 2020 tezamen. Ze komt dan uit op een hoger dagloon; € 89,26 of € 81,95.
4. De rechtbank is van oordeel dat de berekening die het Uwv heeft gemaakt van het
dagloon van eiseres, zoals hiervoor onder 2. weergegeven, overeenkomstig de
daarvoor geldende regels in het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen [1] is.
Omdat het dienstverband van eiseres is begonnen op 6 januari 2020 kan alleen rekening worden gehouden met de inkomsten in de periode van 6 januari 2020 tot en met 31 januari 2020 en niet met de inkomsten uit februari 2020. Die vallen namelijk buiten de referteperiode. Dit betekent dat de berekening van het dagloon juist is.
5. Het staat het Uwv niet vrij om af te wijken van de berekening zoals die in het
Dagloonbesluit is bepaald. Het Dagloonbesluit biedt geen mogelijkheid in de vorm van een hardheidsclausule of een uitzonderingsbepaling om in geval van een onevenredige uitwerking van de gestelde regels af te wijken. Het is aan de besluitgever om eventuele ongewenste effecten van de in het Dagloonbesluit neergelegde systematiek teniet te doen. Datzelfde geldt ook in situaties waarin toepassing van deze systematiek leidt tot een voor de werknemer gunstig resultaat. Dit is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter in dit soort procedures [2] .
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 augustus 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de rechter is verhinderd deze uitspraak te
ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is
verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.In dit geval de artikelen 12b en 12e van het Dagloonbesluit
2.Bijvoorbeeld CRvB 1 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2347