ECLI:NL:RBMNE:2021:374
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beëindiging WIA-uitkering na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beëindiging van een WIA-uitkering. Eiser, die als vrachtwagenchauffeur werkte, is sinds 6 november 2014 arbeidsongeschikt door diverse klachten. Na de wachttijd ontving hij vanaf 12 april 2017 een loongerelateerde WIA-uitkering. Op 23 januari 2019 heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) besloten om eiser per 12 april 2019 in aanmerking te brengen voor een loonaanvullingsuitkering. Dit besluit werd echter door de ex-werkgever van eiser aangevochten, wat leidde tot een medisch en arbeidskundig onderzoek door het UWV. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiser vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en concludeerde dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Op basis van deze bevindingen heeft het UWV de WIA-uitkering van eiser per 26 februari 2020 beëindigd.
Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. Hij stelt dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan door het UWV is aangenomen en dat hij de geduide functies niet kan uitoefenen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze aan de vereisten voldoen. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn stellingen onderbouwt. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het UWV juist is en dat eiser per 12 april 2019 terecht als minder dan 35% arbeidsongeschikt is aangemerkt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.