In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 april 2021, wordt het beroep van eiser tegen de burgemeester van de gemeente Zeist behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester, maar de burgemeester had niet tijdig beslist. Eiser heeft op 24 juli 2020 zijn bezwaarschrift ingediend, en volgens de wet had de burgemeester uiterlijk op 20 oktober 2020 moeten beslissen. Eiser heeft de burgemeester op 20 oktober 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was. De beslistermijn was ten tijde van de ingebrekestelling nog niet verstreken, waardoor de rechtbank concludeert dat er geen geldige ingebrekestelling was gedaan. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft overwogen dat de niet tijdige betaling van het griffierecht niet aan eiser kan worden tegengeworpen. De beslissing van de rechtbank is genomen zonder dat partijen werden uitgenodigd voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.