ECLI:NL:RBMNE:2021:3754

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
9299878 MV EXPL 21-79 A/45353
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens hennepplantages in huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting De Alliantie en een gedaagde huurder. De Alliantie vorderde de ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, die sinds december 2020 in Suriname verbleef en de woning onbewoond had achtergelaten. Tijdens haar afwezigheid zijn er twee hennepplantages in de woning aangetroffen, wat leidde tot een sluitingsbevel van de burgemeester en de ontbinding van de huurovereenkomst door De Alliantie op grond van artikel 7:231 lid 2 BW.

De kantonrechter oordeelde dat De Alliantie gerechtigd was om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, gezien de ernst van de aantreffen van de hennepkwekerijen en de huurachterstand van de gedaagde. De rechter stelde vast dat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat de ontbinding niet gerechtvaardigd was, en dat zij verantwoordelijk was voor het toezicht op haar woning, ook tijdens haar verblijf in het buitenland. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van huurders voor hun woning en de gevolgen van criminele activiteiten die in huurwoningen plaatsvinden. De Alliantie had een spoedeisend belang bij de ontruiming, en de kantonrechter oordeelde dat de belangen van de gedaagde niet opwogen tegen het belang van De Alliantie bij een snelle ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9299878 MV EXPL 21-79 A/45353
Kort geding vonnis van 10 augustus 2021
inzake
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
verder ook te noemen De Alliantie,
eisende partij,
gemachtigde: Van der Hoeden / Mulder Gerechtsdeurwaarders en Juristen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 28 juni 2021;
- hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak is gehouden op 27 juli 2021. Op deze behandeling is namens De Alliantie verschenen [A] , bijgestaan door mr. J.J.L. Boudewijn en D. Bernard van Van der Hoeden / Mulder Gerechtsdeurwaarders. [gedaagde] , voornoemd, is ook verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 10 augustus 2018 van De Alliantie de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). De huurprijs bedroeg laatstelijk € 630,82 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
In december 2020 is [gedaagde] naar Suriname vertrokken. De woning heeft zij daarbij onbewoond achterlaten.
2.3.
Op 26 maart 2021 heeft de politie blijkens een overgelegd hennepinformatiebericht een bedrijfsmatige hennepkwekerij met 40 hennepplanten in de woning aangetroffen. Om de kwekerij van energie te voorzien werd gebruik gemaakt van energie welke van diefstal afkomstig was. De politie heeft de kwekerij ontmanteld en de sloten van de woning vervangen. De nieuwe sleutels zijn door de dochter van [gedaagde] bij de politie afgehaald.
2.4.
Bij brief van 8 april 2021 heeft De Alliantie [gedaagde] gesommeerd om de huur op te zeggen om een gerechtelijke procedure te voorkomen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.
2.5.
Op 1 juni 2021 heeft de politie blijkens een overgelegd hennepinformatiebericht opnieuw een bedrijfsmatige hennepkwekerij in de woning aangetroffen, deze keer met 93 hennepplanten.
2.6.
Bij besluit van 3 juni 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Almere de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet met ingang van 1 juni 2021 voor de duur van drie maanden gesloten (hierna: het sluitingsbevel).
2.7.
Bij brief van 8 juni 2021 heeft De Alliantie de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) buitengerechtelijk ontbonden.
2.8.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.9.
In de week van 19 juli 2021 is [gedaagde] vanuit Suriname terug naar Nederland gereisd.

3. Het geschil

3.1.
De Alliantie vordert – kort gezegd – bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om de woning te ontruimen, betaling van de huurachterstand vermeerderd met wettelijke rente en betaling van een bedrag gelijk aan de huurprijs voor elke maand dat [gedaagde] het gehuurde nog in gebruik heeft, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en het nasalaris.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt De Alliantie – samengevat – dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele en wettelijke verplichtingen. Door het tweemaal (laten) exploiteren van een professionele hennepkwekerij in de woning heeft zij de woning in strijd met de woonbestemming gebruikt, heeft zij in strijd gehandeld met de Opiumwet en het contractuele verbod om hennep te kweken, heeft zij in de woning een gevaarlijke situatie gecreëerd en heeft zij zich niet als een goed huurder gedragen. De hennepkwekerijen zorgen voor een waardedaling van de woning, verloedering van de buurt en een toename van criminele activiteiten. Hierdoor ontstaan overlast voor omwonenden en gevoelens van onveiligheid. De Alliantie voert een actief beleid tegen de kweek van hennep en handhaaft dit streng. De Alliantie heeft er belang bij dat er snel tegen hennepkwekerijen wordt opgetreden. Daarnaast heeft zij er belang bij de woning zo snel mogelijk weer aan woningzoekenden ter beschikking te stellen. Op grond van artikel 7:231 lid 2 BW heeft De Alliantie de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Naast de aangetroffen hennepkwekerijen heeft [gedaagde] de woning meer dan een half jaar niet bewoond en heeft zij een huurachterstand van inmiddels vier maanden laten ontstaan. Aannemelijk is dat de buitengerechtelijke ontbinding in een bodemprocedure stand zal houden dan wel dat een ontbindingsvordering wegens wanprestatie zal worden toegewezen. Vooruitlopend daarop vordert De Alliantie in dit kort geding al de ontruiming.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt daartoe – samengevat – het volgende. In december 2020 is zij vertrokken naar Suriname. In januari 2021 werd zij gebeld door haar nichtje met de vraag of zij tijdelijk in haar huurwoning mocht gaan wonen. [gedaagde] heeft hiermee ingestemd. Vervolgens kreeg zij te horen dat er een hennepkwekerij in haar woning was aangetroffen. Daarop zijn de sloten van de woning vervangen. Haar dochter heeft de nieuwe sleutels bij de politie opgehaald. Omdat de sloten aan de achterzijde van de woning niet vervangen waren, had haar nichtje nog steeds toegang tot de woning en is er voor de tweede keer een hennepplantage aangelegd. [gedaagde] is in juli 2021 terugkomen uit Suriname. Zij wilde eerder terugkomen, maar dit kon niet in verband met de coronacrisis. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan omdat haar uitkering is stopgezet. [gedaagde] woont momenteel bij haar zoon en wil graag in haar huurwoning blijven wonen.

4.De beoordeling

4.1.
De aanwezigheid van een spoedeisend belang van De Alliantie bij haar vorderingen is door [gedaagde] niet betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is van een spoedeisend belang van De Alliantie, gelet op de aard van de vorderingen, voldoende gebleken.
4.2.
Vaststaat dat de woning bij sluitingsbevel van de burgemeester met ingang van 1 juni 2021 op grond van artikel 13b Opiumwet voor de duur van drie maanden is gesloten. De kantonrechter stelt voorop dat De Alliantie, gelet op voornoemd sluitingsbevel, de bevoegdheid toekwam om de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk te ontbinden.
4.3.
In dit kort geding moet beoordeeld worden of het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in voldoende mate aannemelijk is dat de buitengerechtelijke ontbinding door De Alliantie bij de bodemrechter zal standhouden en zo ja, of de ontruiming als voorlopige voorziening kan worden toegewezen. De bodemrechter zal moeten beoordelen of De Alliantie in dit concrete geval gerechtvaardigd gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot ontbinding, gelet op het woonrecht van [gedaagde] en de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.4.
Uit de hennepinformatieberichten van de politie blijkt dat er op 26 maart 2021 een bedrijfsmatige hennepkwekerij met 40 hennepplanten in de woning is aangetroffen en dat er sprake was van diefstal van elektriciteit. Vervolgens is er op 1 juni 2021 een tweede bedrijfsmatige hennepkwekerij aangetroffen met 93 hennepplanten waarbij opnieuw sprake was van diefstal van elektriciteit. De Alliantie is bij haar besluit tot ontbinding afgegaan op de bevindingen van de politie. [gedaagde] heeft niet betwist dat de hennepplantages in haar woning zijn aangetroffen. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de aard, de ernst en de omvang van de in de hennepinformatieberichten en in het sluitingsbevel genoemde druggerelateerde bevindingen in beginsel voldoende zijn om te oordelen dat de buitengerechtelijke ontbinding door De Alliantie gerechtvaardigd is geweest.
4.5.
Het ligt op de weg van [gedaagde] om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat de ontbinding in dit geval niet gerechtvaardigd is. Zij is hier naar het oordeel van de kantonrechter niet in geslaagd. [gedaagde] is zelf verantwoordelijk voor het gebruik van en het toezicht op haar woning, ook bij verblijf in het buitenland. [gedaagde] heeft – ook na het aantreffen van de eerste hennepplantage – in dit opzicht geen enkele actie ondernomen om te voorkomen dat haar woning voor criminele activiteiten zou worden gebruikt. Bovendien heeft [gedaagde] , naar zij zelf heeft aangegeven, de verkeerde mensen vertrouwd door haar nichtje de beschikking over haar woning te geven. Dit alles kan [gedaagde] worden aangerekend.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat aannemelijk is dat de bodemrechter zal beslissen dat De Alliantie in redelijkheid gebruikt heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot ontbinding. Daar komt nog bij dat naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter ook de huurachterstand van vier maanden en het meer dan zes maanden niet bewonen van de woning voldoende aanleiding geven voor een ontbinding van de huurovereenkomst.
4.7.
[gedaagde] heeft geen bijzondere belangen aangedragen die opwegen tegen het belang dat De Alliantie heeft bij een snelle ontruiming van de woning. Dat [gedaagde] de woning verliest als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst is daaraan inherent en is het gevolg van de aan haar verweten gedragingen.
4.8.
De conclusie is dat de vordering tot ontruiming in dit kort geding wordt toegewezen.
4.9.
De Alliantie noemt in de dagvaarding een huurachterstand van € 1.892,46. Deze huurachterstand is berekend tot en met de maand juni 2021. Tijdens de mondelinge behandeling heeft De Alliantie aangevoerd dat ook de huur voor de maand juli niet is betaald. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Dit betekent dat de huurachterstand tot en met juli 2021 € 2.523,28 bedraagt. De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om dit bedrag aan De Alliantie te betalen. Dat de uitkering van [gedaagde] is stopgezet, levert geen overmacht op en ontslaat haar niet van haar verplichting om de huur tijdig te betalen.
4.10.
Tot de ontruiming moet [gedaagde] aan De Alliantie dezelfde maandelijkse vergoeding betalen die zij ook vóór de buitengerechtelijke ontbinding maandelijks aan De Alliantie betaalde.
4.11.
[gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de rente die door De Alliantie is gevorderd tot en met de dag waarop de achterstand helemaal is betaald. Deze rente moet [gedaagde] ook betalen.
4.12.
[gedaagde] moet de proceskosten van De Alliantie betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op:
- dagvaarding € 121,13
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
436,00(2 punten x tarief € 218,00)
Totaal € 1.064,13
4.13.
Het gevorderde nasalaris zal op de hieronder weergeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan De Alliantie, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van De Alliantie te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Alliantie van:
- € 2.523,28 aan huurachterstand tot en met juli 2021;
- een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs vanaf augustus 2021 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
- de wettelijke rente over € 2.235,94 vanaf 28 juni 2021 tot de dag waarop alles is betaald, waarbij rekening moet worden gehouden met tussentijdse betalingen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van De Alliantie, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.064,13, waarin begrepen € 436,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door De Alliantie volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 109,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.W.P. Heijne, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2021.