ECLI:NL:RBMNE:2021:3788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/505
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen Wob-besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 juni 2021, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen een eerder genomen besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken had beslist op het bezwaarschrift van eiser, dat op 28 augustus 2020 was ontvangen. Eiser had verweerder op 6 januari 2021 in gebreke gesteld, maar verweerder had nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder geen dwangsom heeft verbeurd, omdat de regels omtrent dwangsommen in de Wob niet van toepassing zijn op besluiten op grond van de Wob. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 267,-, en het griffierecht van € 181,- moet door verweerder aan eiser worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/505

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen het primaire besluit van 16 juli 2020 genomen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Het primaire besluit van 16 juli 2020 is door verzending op 17 juli 2020 aan eiser bekend gemaakt. Verweerder heeft eisers bezwaarschrift op 28 augustus 2020 ontvangen. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken. Deze termijn is opgeschort, omdat aan eiser een termijn is geboden om de gronden van het bezwaar in te dienen. De termijn voor het indienen van de gronden verliep op 9 oktober 2020. Verweerder had in eerste instantie dus uiterlijk op 20 november 2020 moeten beslissen. Verweerder heeft vervolgens de termijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus uiterlijk op 4 januari 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 6 januari 2021, ontvangen door verweerder op 7 januari 2021, in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Op grond van artikel 15 van de Wob is paragraaf 4.1.3.2 van de Awb, over de dwangsom bij niet tijdig beslissen, niet van toepassing op besluiten op grond van de Wob en op beslissingen op bezwaar tegen die besluiten. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder daarom geen dwangsom heeft verbeurd.
5. Omdat verweerder nog geen besluit op het bezwaarschrift van eiser heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond.
8. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 267.-.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.