ECLI:NL:RBMNE:2021:3790

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/623
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 april 2021, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiseres heeft een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) op 20 september 2020, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van vier weken, die verlengd was met nog eens vier weken, op 16 november 2020 verstreken is zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de minister op 18 januari 2021 in gebreke gesteld, waarna er geen besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens moet de minister een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden, maar het griffierecht van € 181,- moet door de minister aan eiseres worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Reijnierse en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/623

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H.T.M. van Straaten).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 20 september 2020. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op deze aanvraag. Dat staat in artikel 6, eerste lid, van de Wob. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met vier weken. Verweerder had dus uiterlijk op 16 november 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. Dit heeft verweerder ook onderkend in het verweerschrift. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 18 januari 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb). Verweerder heeft verzocht om een aanvullende beslistermijn en om het niet opleggen van een dwangsom vanwege de geschetste maatregelen en voorschriften in verband met het coronavirus. Hierin ziet de rechtbank geen aanleiding dit verzoek toe te wijzen, al niet omdat er inmiddels een nadere beslistermijn is verstreken. Ook is niet gebleken dat sprake was van overmacht om het verzoek van eiseres af te handelen in deze periode. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Er zijn door eiseres geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
6. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- dat eiseres heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.