ECLI:NL:RBMNE:2021:3798

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een primair besluit van 30 september 2020, maar het college had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiser heeft op 11 november 2020 bezwaar gemaakt, maar het college had uiterlijk op 23 december 2020 moeten beslissen. De rechtbank constateert dat het college op die datum nog niet had beslist en dat eiser het college op 5 februari 2021 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft besloten dat het college alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat het college een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten van € 267,- en het griffierecht van € 181,- moet door het college aan eiser worden betaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat de regels over dwangsommen bij niet tijdig beslissen niet van toepassing zijn op besluiten op grond van de Wob, waardoor het college geen dwangsom heeft verbeurd. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/966

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen het primaire besluit van 30 september 2020 genomen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Het primaire besluit is op 30 september 2020 door verzending aan eiser bekend gemaakt. Eiser heeft op 11 november 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken. Verweerder had dus uiterlijk op 23 december 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 5 februari 2021, ontvangen door verweerder op 8 februari 2021, in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
Op grond van artikel 15 van de Wob is paragraaf 4.1.3.2 van de Awb, over de dwangsom bij niet tijdig beslissen, niet van toepassing op besluiten op grond van de Wob en op beslissingen op bezwaar tegen die besluiten. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder daarom geen dwangsom heeft verbeurd.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 267.-.
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.