ECLI:NL:RBMNE:2021:3832
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen besluit Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. G. Gabrelian, op 29 maart 2021 een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten. Dit verzoek volgde op een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat op 15 december 2020 was genomen. Verzoekster ging in beroep tegen dit besluit. Op 18 maart 2021 heeft de Minister medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 15 december 2020 en dit besluit intrekt. Hierdoor heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1496,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, beide met een waarde van € 748,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 49,- aan verzoekster betalen.
De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld tot betaling van € 1496,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is op 20 juli 2021 uitgesproken. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.