ECLI:NL:RBMNE:2021:3832

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/288
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen besluit Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. G. Gabrelian, op 29 maart 2021 een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten. Dit verzoek volgde op een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat op 15 december 2020 was genomen. Verzoekster ging in beroep tegen dit besluit. Op 18 maart 2021 heeft de Minister medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 15 december 2020 en dit besluit intrekt. Hierdoor heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1496,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, beide met een waarde van € 748,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 49,- aan verzoekster betalen.

De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld tot betaling van € 1496,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is op 20 juli 2021 uitgesproken. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian),
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster van 29 maart 2021 om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 15 april 2021, door de rechtbank ontvangen op 20 april 2021, gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 15 december 2020 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 18 maart 2021, door de rechtbank ontvangen op 22 maart 2021, heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 15 december 2020 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 1496,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 49,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb)

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1496,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.