ECLI:NL:RBMNE:2021:3834

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/1020
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake ontheffing arbeidsverplichtingen Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres, die een bijstandsuitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om haar niet te ontheffen van de arbeidsverplichtingen zoals vastgelegd in de Participatiewet (Pw). Het primaire besluit werd genomen op 5 augustus 2020, en het bestreden besluit volgde op 21 januari 2021, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 30 juni 2021, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, werd duidelijk dat het advies van Calder Werkt, dat de arbeidsmogelijkheden van eiseres moest onderzoeken, slechts geldig was voor één jaar. Dit advies was op dat moment bijna verstreken, en eiseres had in het afgelopen jaar niet gewerkt. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, omdat het advies van Calder Werkt niet meer relevant was en er geen aanwijzingen waren dat verweerder een maatregel zou opleggen wegens het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen.

De rechtbank concludeerde dat de enkele wens van eiseres om duidelijkheid te krijgen over de weigering van de ontheffing onvoldoende was voor het aannemen van procesbelang. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1020

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij niet wordt ontheven van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet (Pw).
Bij besluit van 21 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021, via een Skypeverbinding.. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering.
2. Verweerder heeft Calder Werkt gevraagd om een onderzoek te doen naar de arbeidsmogelijkheden van eiseres. Eiseres is op 10 juli 2020 gezien door een arts en door een arbeidsdeskundige. Calder Werkt heeft op basis van dit onderzoek een advies opgesteld dat geldig is voor één jaar, dat wil zeggen tot 10 juli 2021. In dit advies staat dat eiseres in staat wordt geacht om maximaal 30 uur per week te werken, mits daarbij rekening wordt gehouden met haar beperkingen.
3. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat het advies van Calder Werkt slechts geldig is voor de duur van één jaar. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021. De geldigheid van het advies was toen dus bijna verstreken. Eiseres heeft desgevraagd medegedeeld dat zij het afgelopen jaar niet heeft gewerkt. Eiseres heeft verder toegelicht dat zij op 9 juli 2021 een afspraak heeft met de neuroloog. Verweerder heeft toegelicht dat, indien uit het onderzoek van de neuroloog nieuwe informatie komt, deze informatie kan worden voorgelegd aan Calder Werkt.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Er is namelijk niet gebleken dat het realiseren van het resultaat, dat eiseres met het instellen van beroep wil bereiken, voor haar feitelijk betekenis kan hebben. [1] Het advies van Calder Werkt is namelijk slechts één jaar geldig en dit jaar is nagenoeg verstreken. De rechtbank neemt in aanmerking dat eiseres niet heeft gesteld en dat ook niet op een andere manier is gebleken dat een maatregel is opgelegd in de vorm van verlaging van de bijstandsuitkering, vanwege het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen. Er is ook niet gebleken dat verweerder overweegt om alsnog zo’n maatregel op te leggen dan wel dat verweerder eiseres binnen afzienbare tijd (full time) naar werk kan begeleiden. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eiseres geen schadevergoeding heeft gevorderd. De enkele wens van eiseres om duidelijkheid te krijgen over de houdbaarheid van de weigering om aan haar een ontheffing van de arbeidsverplichtingen te verlenen, is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 augustus 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3097.