ECLI:NL:RBMNE:2021:3945
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond verklaard in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot dwangsom en ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 10 juni 2021. De opposant had beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van 25 januari 2021, waarin de rechtbank verweerder opdroeg om binnen twee weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van de opposant. Omdat verweerder niet tijdig had beslist, heeft de opposant op 7 april 2021 opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde dit beroep echter niet-ontvankelijk, wat de opposant niet accepteerde en hiertegen verzet aantekende.
De rechtbank overwoog dat op het moment van de uitspraak van 10 juni 2021 er al een dwangsom liep als gevolg van de eerdere uitspraak van 25 januari 2021. De rechtbank oordeelde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. De opposant betoogde dat het ongunstig was om het vollopen van de dwangsom af te wachten en vroeg om rekening te houden met de mogelijkheid van een nieuwe dwangsomperiode. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant niet in een gunstiger positie kon komen, aangezien de prikkel om een besluit te nemen nog steeds aanwezig was door de opgelegde dwangsom.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bleef de eerdere uitspraak van 10 juni 2021 in stand. De beslissing werd genomen door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk was.