ECLI:NL:RBMNE:2021:3947
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake dwangsom en procesorde
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 18 juni 2021, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van 18 maart 2021, waarin de rechtbank verweerder had opgedragen om binnen twee weken te beslissen op het bezwaar van de opposant. Omdat verweerder niet tijdig had beslist, heeft de opposant op 29 april 2021 opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde dit beroep echter niet-ontvankelijk, omdat er op dat moment een dwangsom liep als gevolg van de eerdere uitspraak.
De opposant ging in verzet tegen deze beslissing en stelde dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid was gesteld om op het verweerschrift te reageren, wat hij als een schending van de goede procesorde beschouwde. Hij voerde aan dat de dwangsom op 19 juni 2021 zou zijn volgelopen en dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk had verklaard, terwijl de rechtbank had moeten inzien dat de beslissing van verweerder nog niet in zicht was.
De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van 18 juni 2021 terecht was, omdat er op dat moment een dwangsom liep en de opposant niet in een gunstiger positie kon komen. De rechtbank benadrukte dat de prikkel voor verweerder om een besluit te nemen nog steeds aanwezig was, gezien de dwangsom die nog niet was volgelopen. De rechtbank verwierp de argumenten van de opposant en verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef.