ECLI:NL:RBMNE:2021:3955
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen besluit van de gemeente Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft zijn beroep ingetrokken nadat verweerder op 30 juni 2020 had medegedeeld dat hij het eerdere besluit van 30 december 2019 herziet. Verzoeker heeft vervolgens een verzoek ingediend om vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in het kader van het beroep.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om een tegemoetkoming in de proceskosten te betalen, mits het beroep wordt ingetrokken. De rechtbank concludeert hieruit dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoeker.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 534,-, wat is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 48,- aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.