Overwegingen
1. [derde partij] is gevestigd aan de [adres] te [woonplaats]. [derde partij] heeft de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning aangevraagd om het reeds aanwezige terras te legaliseren.
2. Verweerder heeft de aanvraag van [derde partij] toegewezen, omdat zich volgens verweerder geen van de weigeringsgronden uit artikel 9, eerste lid, van de Horecaverordening Utrecht 2018 (de Horecaverordening) en van artikel 27 van de Drank- en Horecawet voordoen.
3. In beroep is aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van de weigeringsgronden die worden genoemd in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, d en e van de Horecaverordening. Volgens eisers heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de aanduiding V-Vb (Verkeer- verblijfsgebied) van toepassing is op de [straat 1], zodat ook niet vast staat of de exploitatie niet moet worden geweigerd wegens strijd met een bestemmingsplan (sub a). Verder motiveert verweerder onvoldoende waarom de woon- en leefsituatie in de omgeving van [derde partij] niet op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het terras (sub d). Verweerder had zwaarder moeten laten meewegen dat door omwonenden overlast is gemeld. Tot slot stellen eisers zich op het standpunt dat verweerder had moeten laten meewegen dat sprake was van een illegaal terras, dat niet met de aanvraag in overeenstemming is (sub e).
4. Verder voeren eisers aan dat het terras in strijd is met enkele algemene regels zoals geformuleerd in artikel 2- en met enkele locatieregels zoals geformuleerd in artikel 3 van het Terrassenreglement Utrecht 2018. Ter onderbouwing heeft eiseres ter zitting twee foto’s van de situatie ter plaatse overgelegd. Aan de overkant van het terras staan obstakels, die de vrije doorgang belemmeren. Verweerder heeft geen rekening gehouden met de brandveiligheid, die in het geding is omdat het terras de toegang tot het restaurant verspert. Verder is de [straat 1] volgens eisers één van de drukste straten van de stad. Gelet op de drukte is er geen ruimte voor een terras. Het terras doet daarom afbreuk aan de vrije doorgang van het verkeer, het doelmatig en veilig gebruik van de weg, de brandveiligheid en enige ander publieke functie of gebruiksmogelijkheid van de openbare plaats. Verder onttrekt het terras de gevel van het restaurant aan het zicht. Gelet op het voorgaande is sprake van strijd met artikel 2, aanhef en onder a, b, d, e en g van het Terrassenreglement Utrecht 2018 (het Terrassenreglement). Daarnaast is niet voldaan aan de locatieregels die in artikel 3, aanhef en onder a en b van het Terrassenreglement zijn geformuleerd en waaruit blijkt dat de vrije doorgang voor het verkeer minimaal 4 meter moet bedragen en dat de vrije doorgang op het trottoir minimaal 1,5 meter moet zijn. Dat is niet het geval. Volgens eisers valt niet in te zien waarom verweerder met toepassing van artikel 5 van het Terrassenreglement een uitzondering maakt en afwijkt van de locatieregels, terwijl de situatie daartoe ongeschikt is.
5. De rechtbank stelt vast dat uit de plankaart blijkt dat op de [straat 1] de bestemming V-Vb rust. In artikel 24, onder g, van het bestemmingsplan ‘Binnenstad’ is bepaald dat de voor deze bestemming aangewezen gronden onder meer bestemd zijn voor terrassen. De weigeringsgrond zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a van de Horecaverordening is in dit geval dus niet van toepassing.
6. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom, ondanks de klachten die hij heeft ontvangen over het terras, geen sprake is van een ontoelaatbare invloed op de woon- en leefsituatie. Verweerder heeft in redelijkheid tot dit standpunt kunnen komen, omdat de hinder die het terras veroorzaakt door de beperkte openingstijden geacht moet worden binnen de grenzen van het toelaatbare te blijven. Als de openingstijden of andere vergunningsvoorschriften worden overtreden, kunnen eisers verweerder verzoeken om handhavend op te treden. Dat geldt ook als eisers van mening zijn dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming is met de vergunning. Verweerder heeft dus geen aanleiding hoeven zien om de exploitatievergunning te weigeren op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder d en e van de Horecaverordening.
7. Over de gronden die eisers aanvoeren over het Terrassenreglement overweegt de rechtbank als volgt. Allereerst stelt de rechtbank vast dat een exploitatievergunning voor een terras op grond van artikel 9, derde lid, van de Horecaverordening moet worden geweigerd als deze in strijd is met het Terrassenreglement. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het terras geen afbreuk doet aan de brandveiligheid (artikel 2, aanhef en onder d van het Terrassenreglement), omdat er regels zijn die waarborgen dat de vluchtwegen vrij blijven. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van verweerder niet klopt. Verweerder heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het terras geen afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien en het beschermde stadsgezicht (artikel 2, aanhef en onder g van het Terrassenreglement), nu in de vergunning eisen zijn opgenomen om dit te waarborgen.
8. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom het terras geen afbreuk doet aan de vrije doorgang van het verkeer, het doelmatig en veilig gebruik van de weg en enige andere publieke functie of gebruiksmogelijkheid van de openbare plaats (artikel 2, aanhef en onder a, b en e van het Terrassenreglement). Artikel 5 van het Terrassenreglement biedt geen ruimte om van artikel 2 af te wijken. Gelet op dat wat eisers naar voren hebben gebracht over de vrije doorgang van de [straat 1] en de gebruiksmogelijkheid van de [straat 1] schiet de motivering van verweerder op deze punten tekort. Verweerder heeft zijn standpunt dat het terras geen afbreuk doet aan de vrije doorgang van het verkeer en het doelmatig gebruik van de weg gebaseerd op het ambtelijk advies van de Terrassencommissie. Daarbij zou ook een verkeersdeskundige betrokken zijn. Het precieze standpunt van deze verkeersdeskundige volgt echter niet uit het advies. Uit het advies volgt wel dat in de [straat 1] een zeer smal trottoir aanwezig is en dat door de plaatsing van het terras de vrije doorgang van voetgangers zou worden belemmerd. Verder volgt uit het advies dat de verwachting is dat het aantal bezoekers in de nabije toekomst verder zal toenemen en dat de hulpdiensten hebben aangegeven akkoord te kunnen gaan als er 4 meter van de openbare weg beschikbaar blijft voor de bereikbaarheid. Deze ruimte is op dit moment nog wel aanwezig. Wel zullen daarvoor obstakels aan de overzijde van [derde partij] moeten worden verwijderd, aldus het advies van de Terrassencommissie. Anders dan verweerder in het bestreden besluit stelt, is de rechtbank van oordeel dat uit dit advies niet volgt dat het terras geen afbreuk doet aan de vrije doorgang van het verkeer en het doelmatig gebruik van de weg. Integendeel, uit het advies volgt dat het terras de vrije doorgang van voetgangers belemmert en dat obstakels moeten worden verwijderd om een doorgang van 4 meter te behouden waarvan de hulpdiensten gebruik kunnen maken. Niet gebleken is dat de obstakels inmiddels zijn verwijderd of dat verweerder daartoe actie heeft ondernomen. De motivering van verweerder schiet daarom op deze punten tekort.
9. Artikel 5 van het Terrassenreglement biedt de mogelijkheid om van de locatieregels van artikel 3 van het Terrassenreglement af te wijken, als de omvang, locatie en het gebruik van het terras daartoe aanleiding geeft. De rechtbank is van oordeel dat de motivering van verweerder ook voor wat betreft de afwijkingsbevoegdheid tekort schiet. Verweerder heeft gemotiveerd dat hij gebruik wil maken van de afwijkingsbevoegdheid omdat het voor horecaondernemers steeds belangrijker wordt om een terras te kunnen exploiteren om in warme periodes te kunnen concurreren met andere horeca ondernemingen. Verder zijn in de [straat 2] ook vergunningen verleend in soortgelijke situaties, die niet tot problemen hebben geleid. Deze motivering acht de rechtbank onvoldoende, omdat de commerciële belangen van een horecabedrijf op grond van artikel 5 van het Terrassenreglement geen reden zijn om van de locatieregels af te wijken.
Verweerder heeft verder niet kenbaar bij zijn afweging betrokken dat de [straat 1] een smalle, drukke straat is en uit het bestreden besluit blijkt niet waarom de omvang, locatie en het gebruik van het terras desondanks aanleiding geven om af te wijken van de locatieregels. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar het advies van de Terrassencommissie, maar dat advies bevestigt vooral dat het terras de vrije doorgang van voetgangers belemmert en dat zich in de [straat 1] obstakels bevinden, die moeten worden verwijderd om een vrije doorgang van 4 meter te behouden voor de hulpdiensten. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat die obstakels daadwerkelijk aanwezig zijn en bovendien is het beeld bevestigd dat de [straat 1] een drukke straat is. Ter illustratie hebben eisers ter zitting twee foto’s overgelegd, die aan deze uitspraak zijn gehecht.
10. Zoals hiervoor is overwogen onder 8 en 9 is het bestreden besluit in strijd met motiveringsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen motiveren waarom het terras geen afbreuk doet aan de vrije doorgang van het verkeer, het doelmatig en veilig gebruik van de weg en enige andere publieke functie of gebruiksmogelijkheid van de openbare plaats (artikel 2, aanhef en onder a, b en e van het Terrassenreglement). Verder moet verweerder met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen motiveren waarom de omvang, locatie en het gebruik van het terras aanleiding geven om van de locatieregels van het Terrassenreglement af te wijken.
11. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). 14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt. Tijdens de zitting is de vraag aan de orde gekomen of eiser nog belang heeft bij de uitkomst van het beroep, omdat hij inmiddels is verhuisd. Ook dit zal in de einduitspraak worden besproken.