Overwegingen
1. Eiser woont samen met zijn vrouw en moeder op de [locatie 1] binnen het rayon [naam rayon 1] . De moeder van eiser heeft een parkeervergunning voor het deelrayon. Op 13 oktober 2019 heeft eiser een tweede parkeervergunning bewoner voor het deelrayon aangevraagd.
2. Verweerder heeft eiser op de wachtlijst geplaatst voor een tweede parkeervergunning voor bewoners voor het rayon [naam rayon 1] , omdat het plafond van het uitgiftenquotum van het deelrayon al was bereikt toen verweerder de aanvraag van eiser ontving. Verweerder heeft het uitgiftequotum conform artikel 4 van de Beleidsregels uitgifte parkeervergunning en garageplaatsen 2019 gemeente Utrecht(Beleidsregels) vastgesteld op maximaal 1.900 parkeervergunningen. In artikel 9, negende lid, van de Beleidsregels is bepaald dat een tweede parkeervergunning wordt verleend wanneer minimaal 3% van het uitgiftequotum beschikbaar is. Verweerder acht de situatie van eiser, gelet op alle omstandigheden niet een bijzonder geval die maakt dat het handelen overeenkomstig de Beleidsregels gevolgen heeft die voor eiser onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregels te dienen doelen.
3. Eiser voert allereerst aan dat het Aanwijzingsbesluit parkeerapparatuurplaatsen gemeente Utrecht(Aanwijzingsbesluit) een onrechtmatigheid bevat en daarom gedeeltelijk buiten toepassing moet worden gelaten. In het Aanwijzingsbesluit worden de parkeerrayons aangewezen. Eiser is het niet eens met de indeling van het rayon [naam rayon 1] . Eiser legt uit dat het rayon uit een blok met een aanhangsel, ofwel een apart gedeelte, bestaat. Het aanhangsel wordt gevormd door het gedeelte van de [locatie 1] (nummers [nummer 1] – [nummer 2] ) ten westen van het kruispunt met de [locatie 2] of zelfs na het viaduct van de [locatie 3] . Eiser woont in het aanhangsel. Eiser stelt dat verweerder het aanhangsel ten onrechte tot het rayon [naam rayon 1] heeft gerekend. In het rayon [naam rayon 2] , waar eiser dichtbij woont, is volgens eiser wel voldoende parkeergelegenheid. Volgens eiser zou het logischer zijn als het aanhangsel aan dat rayon wordt toegevoegd, omdat het daar beter bij past. Eiser legt uit dat in het aanhangsel veel parkeerplaatsen zijn, waarvan vele lege plaatsen, geen ondernemingen zitten en veel woningen een parkeerplaats op eigen terrein hebben.
4. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het buiten toepassing laten van een deel van het Aanwijzingsbesluit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder beleidsruimte heeft en dat verweerder op zitting duidelijk heeft toegelicht waarom hij vindt dat het aanhangsel waar eiser in woont bij het rayon [naam rayon 1] hoort. Verweerder kijkt bij de indeling in parkeerrayons zoveel mogelijk naar logische grenzen. Verweerder heeft ervoor gekozen om het aanhangsel onderdeel uit te laten maken van het rayon [naam rayon 1] , omdat de [locatie 1] ten westen van het kruispunt met de [locatie 2] na het viaduct van de [locatie 3] doorloopt. De rechtbank acht met de toelichting van verweerder op zitting deze indeling niet onlogisch. Dat het aanhangsel qua omgeving om de door eiser genoemde redenen anders zou zijn dan de rest van het rayon [naam rayon 1] , betekent niet dat verweerder het aanhangsel tot het rayon [naam rayon 2] had moeten rekenen. Dat de aanwijzing van het rayon [naam rayon 1] nadelig voor eiser uitpakt, maakt het voorgaande ook niet anders.
5. Eiser voert vervolgens aan dat verweerder op grond van artikel 4:84 van de Awb van de Beleidsregels had moet afwijken, omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat toepassing van de Beleidsregels in de situatie van eiser onredelijk bezwarend is. Ten eerste omdat de parkeerdruk in de straat van eiser laag is. Eiser heeft zelf onderzoek gedaan naar de parkeerdruk in het rayon en daaruit blijkt dat er in zijn straat vrijwel altijd lege parkeerplaatsen zijn. Ten tweede zijn de persoonlijke omstandigheden van eiser dermate bijzonder dat toepassing van de Beleidsregels door verweerder onredelijk bezwarend is. De moeder van eiser heeft een parkeervergunning, omdat zij een auto nodig heeft voor haar werk. Een tweede parkeervergunning is voor eiser noodzakelijk, omdat hij ook een auto nodig heeft voor zijn vrijwilligerswerk en zijn werk als promovendus. Omdat eiser geen parkeervergunning heeft, moet hij veel parkeerkosten maken als hij in de buurt wil parkeren. Ook moet eiser voor elke minuut dat hij in- en uit moet laden, betalen. Als eiser gratis wil parkeren, moet hij de auto op de parkeerplaats van het sportpark Kampong parkeren. Dit is ongeveer 20 à 25 minuten lopen, waardoor de reistijd van eiser aanzienlijk toeneemt. Eiser kan hier ook alleen in de avonduren parkeren, omdat er dan plek is. Daarnaast staat de auto daar op een onbewaakte parkeerplaats. De politie heeft eerder gewaarschuwd dat daar veel inbraken plaatsvinden. Gelet op het voorgaande stelt eiser dat verweerder in afwijking van zijn beleid een tweede parkeervergunning moet verstrekken, ofwel een deelvergunning moet verstrekken voor het rayon [naam rayon 1] ofwel een parkeervergunning voor het rayon [naam rayon 2] moet verstrekken.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de Beleidsregels gevolgen heeft die voor eiser onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregels te dienen doelen. De situatie waarin eiser verkeert is niet uniek. Verweerder stelt dat de parkeerdruk binnen een rayon niet altijd evenredig verdeeld kan zijn en dat het voor kan komen dat in één specifieke straat vaak voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn, terwijl het in de rest van het rayon juist erg druk is. Verweerder kijkt daarom voor de vaststelling van de uitgiftequota altijd naar de situatie in het hele deelrayon. Verweerder stelt dat het maximum aantal uit te geven vergunningen lager is dan het totale aantal parkeerplaatsen, omdat bij het vaststellen van het maximumaantal uit te geven parkeervergunningen rekening wordt gehouden met enige overlap tussen parkeertijden van zakelijke gebruikers en die van bewoners en de mogelijkheid voor bezoek (ook in de avond) om te parkeren. Omdat de [naam rayon 1] een groot rayon is, is de verhouding tussen het maximumaantal uit te geven parkeervergunningen en de parkeercapaciteit hoger dan in de meeste andere parkeerrayons (ca. 98% ten opzichte van bijvoorbeeld ca. 92% in rayon [naam rayon 3] , en ca. 94% in [naam rayon 4] ). Verder merkt verweerder op dat binnen Utrecht er meerdere rayons zijn waarvoor een wachtlijst geldt voor een tweede parkeervergunning bewoners. Bij sommige van die rayons geldt dat er op dit moment ook weinig tot geen doorloop is op de wachtlijst voor tweede vergunningen. In sommige rayons is er daarom voor gekozen om uiteindelijk de tweede wachtlijst af te schaffen. Sindsdien geldt in die rayons dat er een maximum van één parkeervergunning geldt per adres.
7. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig een beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Volgens de hoogste bestuursrechter dient het bestuursorgaan alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel gezamenlijk met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Awb.
8. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat in eisers straat de parkeerdruk lager is dan in de rest van het rayon. Zoals hiervoor door verweerder naar voren is gebracht, wordt bij de vaststelling van de uitgiftequota naar de parkeerdruk in het hele rayon gekeken. Dat er in eisers straat parkeerplekken over zijn, betekent dan ook niet dat er meer parkeervergunningen moeten worden uitgegeven. Bovendien, zelfs als uit de parkeerdrukmeting zou blijken dat de parkeerdruk omlaag is gegaan en dat er meer parkeervergunningen verstrekt kunnen worden, betekent dat nog niet dat eiser voor een tweede parkeervergunning bewoner in aanmerking komt. Andere bewoners staan al langer op de wachtlijst dan eiser.
9. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder met toepassing van artikel 4:84 van de Awb van de Beleidsregels had moeten afwijken. Dat eiser hoge parkeerkosten moet betalen, ver moet lopen voor een gratis parkeerplek en daar zijn auto op een onbewaakt terrein moet achterlaten, geldt evengoed voor andere bewoners in het rayon die een tweede auto hebben en voor een tweede parkeervergunning bewoner op de wachtlijst staan. Dat aan de rand van het parkeerrayon wel plek is om de auto te parkeren, is ook geen omstandigheid die maakt dat de situatie van eiser bijzonder is. Als aan eiser wel een parkeervergunning zou worden verleend, zou dat ten koste gaan van de andere bewoners op de wachtlijst.
10. Voor zover eiser nog heeft willen aanvoeren dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, overweegt de rechtbank dat de besluitvorming lang op zich heeft laten wachten, maar dat tegelijkertijd steeds is gereageerd op de mailwisseling van eiser en dat uit de besluitvorming verder niet blijkt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat verweerder niet zou zijn ingegaan op het verzoek een vergunning te verlenen voor het rayon [naam rayon 2] , maakt de besluitvorming niet onzorgvuldig. Het bestreden besluit ziet op de aanvraag van eiser om in aanmerking te komen voor een parkeervergunning in de [naam rayon 1] . Dit is waar verweerder een beslissing over heeft moeten nemen, en waar de rechtbank ook naar moet kijken. Overigens heeft verweerder wel ter zitting toegelicht dat een aanvraag voor een bewonersvergunning in een rayon waar iemand niet woont zal worden afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.