ECLI:NL:RBMNE:2021:4024

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/1190
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep. Verweerder, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, heeft op 29 juni 2021 gereageerd op dit verzoek. De rechtbank ontving deze reactie op 30 juni 2021. Verzoekster was in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit en had op 15 maart 2021 haar beroep ingesteld. Verweerder heeft op 11 mei 2021 aan de rechtbank laten weten dat er al op 15 december 2020 een besluit was genomen, maar dit niet aan verzoekster was bekendgemaakt. Na het alsnog bekendmaken van het besluit heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 374,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 181,- aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier, en is openbaar gemaakt op 20 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1190

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Groothuismink),
en

de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 29 juni 2021, door de rechtbank ontvangen op 30 juni 2021, gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekster is op 15 maart 2021 tegen het uitblijven van een besluit in beroep gegaan. Verweerder heeft op 11 mei 2021 aan de rechtbank laten weten al op 15 december 2020 een besluit te hebben genomen, maar heeft nagelaten om dit aan eiser bekend te maken. Verweerder heeft met het alsnog bekendmaken van het besluit gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 181,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.