ECLI:NL:RBMNE:2021:4026
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 20 juli 2021, is het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten aan de orde. De verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, heeft zijn beroep ingetrokken nadat verweerder op 11 maart 2021 had aangegeven het eerdere besluit van 3 februari 2021 te herzien en aan te vullen. De verzoeker heeft vervolgens een verzoek ingediend voor vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft een lager bedrag aan proceskosten aangeboden, namelijk € 267,-. De rechtbank stelt vast dat alleen de proceskosten in geschil zijn en hanteert een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de proceskosten van verzoeker vastgesteld moeten worden op € 374,-, inclusief het griffierecht van € 49,- dat ook door verweerder aan verzoeker moet worden betaald.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.