ECLI:NL:RBMNE:2021:4026

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/650
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 20 juli 2021, is het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten aan de orde. De verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, heeft zijn beroep ingetrokken nadat verweerder op 11 maart 2021 had aangegeven het eerdere besluit van 3 februari 2021 te herzien en aan te vullen. De verzoeker heeft vervolgens een verzoek ingediend voor vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft een lager bedrag aan proceskosten aangeboden, namelijk € 267,-. De rechtbank stelt vast dat alleen de proceskosten in geschil zijn en hanteert een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de proceskosten van verzoeker vastgesteld moeten worden op € 374,-, inclusief het griffierecht van € 49,- dat ook door verweerder aan verzoeker moet worden betaald.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/650

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 12 april 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 3 februari 2021, een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 11 maart 2021 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 3 februari 2021 en dat hij dit besluit aanvult. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven dat hij een lager bedrag aan proceskosten aan verzoeker wil betalen. Verweerder is bereid € 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van €534 en een wegingsfactor 0,5) te betalen aan verzoeker, omdat alleen de proceskosten in geschil zijn.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk. Omdat alleen de proceskosten in geschil zijn wordt een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 49,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.