ECLI:NL:RBMNE:2021:4029

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/1758
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 juli 2021, betreft het een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten in een bestuursrechtelijke procedure tegen de Belastingdienst/Toeslagen. De verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst, genomen op 27 april 2020. Op 18 juni 2020 heeft de Belastingdienst medegedeeld dat zij terugkomt op dit besluit en het herziet, wat leidde tot het intrekken van het beroep door de verzoeker op 2 maart 2021. De verzoeker heeft vervolgens een verzoek ingediend voor vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De Belastingdienst heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten van de verzoeker. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet de Belastingdienst ook het griffierecht van € 48,- aan de verzoeker betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.

De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van € 748,- aan proceskosten aan de verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier J. Fagel, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1758

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T.P. Boer),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 17 maart 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 27 april 2020 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 18 juni 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 27 april 2020 en dat hij dit besluit herziet. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken op 2 maart 2021 en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 48,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.