ECLI:NL:RBMNE:2021:4030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/2368
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, de Raad van Bestuur van de Kansspelautoriteit, tegen verweerder. Verzoekster had op 25 maart 2021 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit, waarna verweerder op 20 mei 2021 alsnog een besluit heeft genomen. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten en de rechtbank heeft deze vastgesteld op € 374,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 360,- aan verzoekster betalen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier J. Fagel, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.L. Baar),
en

de Raad van Bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 22 juni 2021, door de rechtbank ontvangen op 23 juni 2021, gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekster is op 25 maart 2021, door de rechtbank ontvangen op 13 april 2021, tegen het uitblijven van een besluit in beroep gegaan. Verweerder heeft op 20 mei 2021 alsnog een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 360,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.