ECLI:NL:RBMNE:2021:4032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/3478
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in beroep tegen brief Nationale Ombudsman

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de brief van de Nationale Ombudsman van 17 augustus 2020 behandeld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de brief van de Nationale Ombudsman geen besluit is waartegen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Volgens de Awb kan beroep alleen worden ingesteld tegen besluiten van bestuursorganen. De Nationale Ombudsman valt echter niet onder de definitie van een bestuursorgaan zoals vastgelegd in artikel 1:1, lid 1 van de Awb. Hierdoor is de rechtbank onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank legt verder uit dat, omdat het besluit niet afkomstig is van een bestuursorgaan, eiser zich met deze zaak uitsluitend tot de burgerlijke rechter kan wenden, zoals vermeld in artikel 8:71 van de Awb. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en besluit om het griffierecht niet te heffen, aangezien eiser dit al heeft betaald. Dit griffierecht zal worden teruggestort. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3478

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Nationale Ombudsman, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de brief van verweerder van 17 augustus 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank vindt dat de brief van 17 augustus 2020 geen besluit is waar eiser beroep tegen kan instellen bij de bestuursrechter. Volgens de wet kan er beroep ingesteld worden tegen een besluit van een bestuursorgaan (artikel 8:1 van de Awb). Een bestuursorgaan is volgens artikel 1:1, lid 1, van de Awb een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, of een persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. Dit betekent dat een bestuursorgaan een door de wet ingesteld orgaan van een rechtspersoon is, die een overheidstaak is opgedragen.
3. In dit geval is het besluit waartegen eiser beroep instelt, afkomstig van de Nationale Ombudsman. Dit is geen bestuursorgaan volgens artikel 1:1, lid 2, sub f, van de Awb.
4. Omdat tegen een besluit dat niet afkomstig is van een bestuursorgaan geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, verklaart de bestuursrechter zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen. Eiser kan zich met deze zaak uitsluitend tot de burgerlijke rechter wenden (artikel 8:71 van de Awb).
5. Omdat de bestuursrechter zich onbevoegd verklaart, wordt afgezien van het heffen van griffierecht. Omdat eiser het griffierecht al heeft betaald, zal het griffierecht worden teruggestort.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.