ECLI:NL:RBMNE:2021:4034
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 27 juli 2021, staat het verzoek van de verzoeker centraal om vergoeding van zijn proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T.D. Rijs, heeft in beroep gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, genomen op 17 en 18 december 2018 en 7 augustus 2019. Op 17 december 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op deze besluiten en deze intrekt, waarna verzoeker zijn beroepen heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft gevraagd.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoeker om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 2992,-, gebaseerd op het aantal punten voor het indienen van het beroepschrift per zaak, met een waarde per punt van € 748,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van in totaal € 696,- aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.
De rechtbank beslist dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van € 2992,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.