ECLI:NL:RBMNE:2021:4034

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 19/1656, UTR 19/2183, UTR 19/3500 en UTR 19/3502
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 27 juli 2021, staat het verzoek van de verzoeker centraal om vergoeding van zijn proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T.D. Rijs, heeft in beroep gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, genomen op 17 en 18 december 2018 en 7 augustus 2019. Op 17 december 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op deze besluiten en deze intrekt, waarna verzoeker zijn beroepen heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft gevraagd.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoeker om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 2992,-, gebaseerd op het aantal punten voor het indienen van het beroepschrift per zaak, met een waarde per punt van € 748,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van in totaal € 696,- aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.

De rechtbank beslist dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van € 2992,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 19/1656, UTR 19/2183, UTR 19/3500 en UTR 19/3502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 28 juni 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 17 december 2018, 18 december 2018 en 7 augustus 2019 besluiten genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 17 december 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op de besluiten van 17 december 2018, 18 december 2018 en 7 augustus 2019 en dat hij deze besluiten intrekt. Verweerder heeft op 2 december 2020 een nieuw verzamelbesluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna de beroepen ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 2992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift per zaak, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van in totaal € 696,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 2992,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.