ECLI:NL:RBMNE:2021:4035

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/3865
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen brief Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak gaat het om het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had op 1 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 16 december 2019, waarin verweerder aangaf dat de brief geen besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de brief van 16 december 2019 inderdaad geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen wijziging in de rechten, verplichtingen of bevoegdheden van eiser is opgetreden. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Eiser had het bezwaarschrift uiterlijk op 27 januari 2020 moeten indienen, maar dit is pas op 1 juli 2020 gebeurd. De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn is en dat eiser geen geldige redenen heeft aangevoerd voor de vertraging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3865

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 24 september 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Ten aanzien van het bezwaar tegen de brief met kenmerk KS/BBK-31194
2. Eiser heeft op 1 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 16 december 2019, met kenmerk KS/BBK-31194. Volgens verweerder was deze brief geen besluit waar bezwaar tegen kon worden gemaakt. Het gaat volgens verweerder om een brief waarin een klacht wordt afgehandeld. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. De rechtbank vindt ook dat de brief van 16 december 2019 geen besluit is waar eiser bezwaar tegen kon maken. Volgens de wet is er sprake van een ‘besluit’ als er een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Dit betekent dat er door het besluit iets moet veranderen in iemands rechten, verplichtingen of bevoegdheden. Dit staat in artikel 1:3 van de Awb.
4. In dit geval is er door de brief van 16 december 2019 niets veranderd in eisers rechten, verplichtingen of bevoegdheden of in die van iemand anders. In de brief wordt eisers klacht namelijk afgehandeld en dit betekent dat er alleen feitelijke gevolgen zijn en geen rechtsgevolgen.
5. Het standpunt van verweerder dat er geen sprake is van een besluit waar eiser bezwaar tegen kon maken is dus juist. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Wat eiser heeft geschreven aan de rechtbank is geen reden om hier anders over te denken. Het standpunt van verweerder wordt gevolgd en het beroep daartegen is kennelijk niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het bezwaar tegen de brief met kenmerk 0059913346
6. Eiser heeft op 1 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 16 december 2019, met kenmerk 0059913346. Volgens verweerder heeft eiser het bezwaarschrift te laat ingediend. Verweerder heeft het bezwaar om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
7. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 16 december 2019. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 27 januari 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 1 juli 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelt. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
8. Eiser heeft in bezwaar aangegeven dat hij het er niet mee eens is dat zijn studieschuld niet wordt kwijtgescholden en dat verweerder eisers persoonlijke omstandigheden niet in overweging heeft genomen. Eiser is namelijk ex-gedetineerde en ex-verslaafde en heeft daarvoor een behandeling ondergaan. Eiser dacht daarnaast dat de klachtbehandeling het bezwaar zelf was.
9. Volgens de rechtbank heeft eiser daarmee geen geldige reden voor het te laat indienen van het bezwaar naar voren gebracht. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd een bezwaarschrift in te dienen. Als eiser daar zelf niet toe in staat was, had hij iemand kunnen inschakelen om dat voor hem te doen. Dat eiser dacht dat de klachtbehandeling het bezwaar zelf was, volgt de rechtbank niet. In het besluit van 16 december 2019 is door verweerder aangegeven dat eiser binnen zes weken in bezwaar kon gaan. Ook is aangegeven waar eiser in bezwaar kon gaan. De rechtbank overweegt verder dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn is. Dit brengt met zich dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en het bezwaar zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
10. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.