ECLI:NL:RBMNE:2021:4037
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake besluit Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiser tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 16 maart 2021. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaarschrift was te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit op 5 januari 2021 bekend is gemaakt en dat het bezwaarschrift pas op 17 februari 2021 door verweerder is ontvangen, wat na de wettelijke termijn van zes weken was. Eiser stelde dat zijn detentie sinds 11 november 2020 de reden was voor de termijnoverschrijding, omdat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om een adreswijziging door te geven en geen voorzieningen had getroffen voor de ontvangst van post tijdens zijn detentie.
De rechtbank oordeelde echter dat de detentie van eiser geen verschoonbare reden vormde voor de termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om ervoor te zorgen dat hij ook tijdens zijn detentie op de hoogte bleef van belangrijke berichten. Aangezien eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om tijdig op de hoogte te worden gebracht van zijn post, werd het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.