ECLI:NL:RBMNE:2021:4042

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 471
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de herbeoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering aan eiseres. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. el Ahmadi, had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage had herzien. Het Uwv had in een eerder besluit van 19 maart 2020 vastgesteld dat eiseres vanaf 31 juli 2019 voor 42,62% arbeidsongeschikt was, maar in een later besluit van 17 december 2020 was dit percentage verhoogd naar 49,13%.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zitting die via Skype heeft plaatsgevonden. Eiseres had aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar klachten niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv de besluiten op zorgvuldige wijze had genomen, waarbij rapporten van verzekeringsartsen aan de drie voorwaarden voldeden: zorgvuldigheid, geen tegenstrijdigheden en voldoende begrijpelijkheid.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv, en dat de juiste datum in geding voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid 31 juli 2019 was. De rechtbank wees erop dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de medische beoordeling onjuist was, wat niet was gebeurd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/471

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] ,eiseres,

(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: M. Tieman).

Procesverloop

Met het besluit van 19 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 31 juli 2019 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Volgens het Uwv is eiseres vanaf 31 juli 2019 voor 42,62% arbeidsongeschikt.
Met het besluit van 17 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres vanaf 31 juli 2019 voor 49,13% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een
verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 3 augustus 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres werkte als [functie] bij de [werkgever] voor 23,91 uur per week. Zij is op 21 januari 2008 uitgevallen wegens psychische klachten. Het Uwv heeft aan haar per einde wachttijd (1 juli 2010) een uitkering toegekend op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA).
3. Bij brief van 27 juli 2019, ontvangen door het Uwv op 31 juli 2019, heeft de [werkgever] aan het Uwv verzocht om te beoordelen of eiseres nog steeds voor een WIA-uitkering in aanmerking komt. Aanleiding hiervoor was een psychiatrische expertise die in opdracht van de [werkgever] werd verricht door psychiater [A] , waaruit volgt dat de beperkingen van eiseres zijn afgenomen.
4. Een arts van het Uwv heeft vervolgens onderzoek gedaan en heeft beperkingen voor eiseres vastgesteld en opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 18 maart 2020. De arts concludeert dat de benutbare mogelijkheden van eiseres zijn toegenomen ten opzichte van de beoordeling in 2010. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft daarna het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 42,62%.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderzoek gedaan, waarbij zij twee expertises heeft laten verrichten, één door een klinisch neuropsycholoog en één door een psychiater. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiseres per de datum in geding beperkt conform de FML die op 18 maart 2020 is opgesteld. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarna geconcludeerd dat er reden is om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 49,13%.

Het geschil

De beoordeling

Wat is de juiste datum in geding?
7. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 november 2020 is vermeld dat de datum in geding is: 31 maart 2020. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat de juiste datum in geding is: 31 juli 2019, de dag waarop het verzoek om herbeoordeling van de [werkgever] door het Uwv is ontvangen. Eiseres heeft zich hierbij aangesloten. Naar het oordeel van de rechtbank is de juiste datum in geding ook 31 juli 2019. De rechtbank zal daarvan uitgaan bij de beoordeling van de zaak. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep weliswaar uitgaat van een verkeerde datum in geding, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook overwogen dat bij de integrale overweging in bezwaar is gebleken dat het toestandsbeeld per datum in geding (opmerking rechtbank: dit is nog de verkeerde datum in geding) in essentie gelijk is aan het toestandsbeeld per datum aanvraag van het heronderzoek. De rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is daarom naar het oordeel van de rechtbank wel bruikbaar voor de verdere beoordeling.
Beoordelingskader
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. Die rapporten;
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan de eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht?
9. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De primaire arts heeft het dossier bestudeerd, waaronder de psychiatrische expertise van psychiater [A] , heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht op het spreekuur van 6 maart 2020, heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en bij I-Psy en heeft die informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiseres gehoord op de telefonische hoorzitting op 13 juli 2020. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onafhankelijke expertises laten uitvoeren door een psychiater en een neuropsycholoog. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de brief van de psychiater van I-Psy van 21 april 2020 in haar beoordeling betrokken. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onzorgvuldig medisch onderzoek.
Is de medische beoordeling onjuist?
10. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar klachten zijn onderschat. Volgens eiseres hebben haar behandelaars een depressie vastgesteld en heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat niet onderkend. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit de overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat er op basis van de expertises onvoldoende aanwijzingen zijn voor het vaststellen van een depressie. In het rapport van 21 mei 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de reden van het verschil mogelijk samenhangt met de context van het expertise onderzoek. Bij een expertise ligt de nadruk volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het objectiveren van klachten, terwijl binnen een behandelingssetting vooral gevaren wordt op hoe een patiënt zelf klachten beleeft. Door eiseres is in beroep geen medische informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De rechtbank heeft daardoor geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
11. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
12. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan. Dat kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.