ECLI:NL:RBMNE:2021:4055
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling door UWV
In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 27 mei 2020 te beëindigen. Eiseres ontvangt sinds 7 juni 2014 een uitkering op basis van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een herbeoordeling, op verzoek van haar voormalig werkgever, concludeerde het UWV dat eiseres op 25 maart 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in de beslissing op bezwaar van 12 november 2020. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig was, maar de rechtbank oordeelt dat het onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had dossiergegevens bestudeerd en was aanwezig bij de hoorzitting.
Eiseres stelde verder dat haar gezondheidsklachten, met name psychische klachten, niet goed waren ingeschat. De rechtbank concludeert echter dat het deskundig oordeel van de verzekeringsarts niet in twijfel kan worden getrokken. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat haar klachten en beperkingen ernstiger zijn dan door de verzekeringsarts is vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om een onafhankelijke deskundige aan te stellen af, omdat er geen twijfel bestaat aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.