ECLI:NL:RBMNE:2021:4055

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/4570
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling door UWV

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 27 mei 2020 te beëindigen. Eiseres ontvangt sinds 7 juni 2014 een uitkering op basis van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een herbeoordeling, op verzoek van haar voormalig werkgever, concludeerde het UWV dat eiseres op 25 maart 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in de beslissing op bezwaar van 12 november 2020. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig was, maar de rechtbank oordeelt dat het onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had dossiergegevens bestudeerd en was aanwezig bij de hoorzitting.

Eiseres stelde verder dat haar gezondheidsklachten, met name psychische klachten, niet goed waren ingeschat. De rechtbank concludeert echter dat het deskundig oordeel van de verzekeringsarts niet in twijfel kan worden getrokken. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat haar klachten en beperkingen ernstiger zijn dan door de verzekeringsarts is vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om een onafhankelijke deskundige aan te stellen af, omdat er geen twijfel bestaat aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4570

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.F. Achekar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1. Eiseres ontvangt vanaf 7 juni 2014 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Op verzoek van haar voormalig werkgever heeft het UWV een herbeoordeling uitgevoerd.
2. Naar aanleiding van de herbeoordeling heeft het UWV in het besluit van 26 maart 2020 de WIA-uitkering van eiseres per 27 mei 2020 beëindigd, omdat eiseres op 25 maart 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. In de beslissing op bezwaar van 12 november 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
3. De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot die conclusie is gekomen.
De medische beroepsgronden
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het UWV besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
6. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig en onvolledig was. Volgens haar had de arts meer tijd aan het onderzoek moeten besteden. Eiseres heeft aangegeven dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig of onvolledig was. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 november 2020 blijkt dat zij de dossiergegevens heeft bestudeerd, aanwezig is geweest bij de telefonische hoorzitting en informatie van de behandelend sector in haar heroverweging heeft betrokken. Zij heeft eiseres niet zelf lichamelijk onderzocht, maar de primaire verzekeringsarts heeft dat wel gedaan. Bovendien beschikte de verzekeringsarts bezwaar en beroep over medische informatie van de behandelaars van eiseres (waaronder een orthopedisch chirurg). Dat zij zelf geen lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd maakt het onderzoek daarom niet onzorgvuldig. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert verder aan dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Zij stelt dat zij niet in staat is om te werken. Volgens haar zijn haar gezondheidsklachten onderschat, met name de psychische klachten. Zij geeft daarbij aan dat zij door de psychische klachten beperkt is in haar persoonlijk en sociaal functioneren en daardoor eigenlijk tot niets komt, en dat de angst- en paniekklachten een verlammend effect op haar hebben. Zij kan zich slecht concentreren, slaapt slecht en is vaak moe. Daarom had een urenbeperking aangenomen moeten worden. Eiseres somt ook extra beperkingen op die volgens haar aan de orde zijn vanwege haar been-, knie-, nek-, arm-, pols- en voetklachten. Ter onderbouwing heeft zij informatie van de psycholoog en psychotherapeut van 22 april 2021 en informatie van de orthopedisch chirurg en de ergotherapeut van november en december 2020 ingediend.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres stelt dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden, maar hoe zij zelf haar klachten en beperkingen ervaart weegt niet op tegen het deskundig oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De medische informatie die eiseres in beroep heeft ingediend ziet op een latere periode.
De arbeidskundige beroepsgronden
10. Eiseres stelt dat zij niet in staat is de geduide functies uit te voeren. Daarvoor heeft zij niet de vereiste helderheid van geest en het benodigde lichamelijk welzijn. Volgens eiseres leidt dat tot gevaren voor haarzelf en anderen. Bovendien hadden er volgens eiseres extra beperkingen aangenomen moeten worden, die ook weer leiden tot ongeschiktheid van de functies. De functie administratie medewerker is volgens eiseres niet geschikt omdat zij een taalachterstand heeft.
11. De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport van 25 maart 2020 aangegeven dat de geduide functies passen bij de belastbaarheid van eiseres. Voor de geduide functies is basale beheersing van de Nederlandse taal voldoende.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de geduide functies niet geschikt zijn. De arbeidsdeskundige heeft de Functionele Mogelijkhedenlijst die door de primaire verzekeringsarts is opgesteld en die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in stand is gelaten als uitgangspunt genomen. Zij heeft toegelicht waarom de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Dat eiseres geen basale beheersing van de Nederlandse taal heeft is niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
Het deskundigenverzoek
13. Eiseres heeft de rechtbank op de zitting verzocht een onafhankelijk deskundige aan te stellen die de klachten aan de rechterhand kan beoordelen.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het aanstellen van een deskundige, omdat eiseres in de gelegenheid is geweest om informatie van haar behandelaars over de klachten aan haar rechterhand in te dienen en omdat er geen twijfel bestaat aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 augustus 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.