Op 8 juli 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [plaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente IJsselstein. Eiser had op 5 maart 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd had betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 49,-.
De rechtbank heeft eiser op 22 april 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien de rechtbank het bedrag niet op tijd heeft ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor de late betaling, kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 van de Awb.
De beslissing van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.