In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van Fletcher Hotel Exploitaties B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren. Het beroep was gericht tegen een uitspraak op bezwaar van 30 december 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht van € 360,- niet op tijd had betaald. Dit is in strijd met artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat iemand die in beroep gaat griffierecht moet betalen.
De rechtbank heeft overwogen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, de hoofdregel is dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan behandelen. Eiseres heeft meerdere keren een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van betaling, maar deze verzoeken zijn door de rechtbank afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht niet volledig heeft voldaan binnen de gestelde termijn, ondanks dat zij op 22 mei 2021 een aangetekende brief had ontvangen waarin zij werd geïnformeerd over de betalingsverplichting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend en heeft de beslissing openbaar gemaakt. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.