Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
17 augustus 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
Uwv),verweerder,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser op 19 januari 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, nadat hij op 13 januari 2021 werkloos was geworden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 21 januari 2021 besloten om eiser een WW-uitkering toe te kennen, die geldig was tot en met 12 april 2021. Echter, op 11 maart 2021 heeft het Uwv eiser geïnformeerd dat de uitkering binnenkort beëindigd zou worden. Uiteindelijk heeft het Uwv op 6 mei 2021 de WW-uitkering per 13 april 2021 stopgezet en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard in een besluit van 7 juni 2021.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden in de afgelopen vijf jaar niet meer dan drie jaar heeft kunnen werken. Hij vraagt om coulance, ondanks het feit dat hij erkent niet te voldoen aan de 4-uit-5 eis, die vereist dat een werknemer in de voorafgaande vijf jaar in ten minste vier kalenderjaren 208 uur of meer loon heeft ontvangen. Eiser heeft echter in de afgelopen 30 jaar wel ruim 27 jaar gewerkt en heeft altijd veel belasting en premies afgedragen.
De rechtbank heeft op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan. De rechter heeft geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor uitzonderingen op de 4-uit-5 eis, zelfs niet in het geval van persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser geen recht heeft op een verlenging van zijn WW-uitkering en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.