ECLI:NL:RBMNE:2021:4102

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/ 2608
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WW-uitkering op basis van 4-uit-5 eis zonder mogelijkheid tot uitzondering

In deze zaak heeft eiser op 19 januari 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, nadat hij op 13 januari 2021 werkloos was geworden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 21 januari 2021 besloten om eiser een WW-uitkering toe te kennen, die geldig was tot en met 12 april 2021. Echter, op 11 maart 2021 heeft het Uwv eiser geïnformeerd dat de uitkering binnenkort beëindigd zou worden. Uiteindelijk heeft het Uwv op 6 mei 2021 de WW-uitkering per 13 april 2021 stopgezet en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard in een besluit van 7 juni 2021.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden in de afgelopen vijf jaar niet meer dan drie jaar heeft kunnen werken. Hij vraagt om coulance, ondanks het feit dat hij erkent niet te voldoen aan de 4-uit-5 eis, die vereist dat een werknemer in de voorafgaande vijf jaar in ten minste vier kalenderjaren 208 uur of meer loon heeft ontvangen. Eiser heeft echter in de afgelopen 30 jaar wel ruim 27 jaar gewerkt en heeft altijd veel belasting en premies afgedragen.

De rechtbank heeft op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan. De rechter heeft geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor uitzonderingen op de 4-uit-5 eis, zelfs niet in het geval van persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser geen recht heeft op een verlenging van zijn WW-uitkering en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2608

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(
Uwv),verweerder,
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

Eiser heeft op 19 januari 2021 bij het Uwv een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, omdat hij vanaf 13 januari 2021 werkloos is.
Het Uwv heeft op 21 januari 2021 besloten eiser een WW-uitkering toe te kennen per
13 januari 2021. Het Uwv vermeldt daarbij dat als niets in eisers situatie verandert, eiser recht heeft op een WW-uitkering tot en met 12 april 2021.
Bij brief van 11 maart 2021 heeft het Uwv aan eiser bericht dat de WW-uitkering binnenkort beëindigd wordt, omdat de WW-uitkering loopt tot en met 12 april 2021.
Bij besluit van 6 mei 2021 heeft het Uwv de WW-uitkering per 13 april 2021 stopgezet.
Bij besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft met een skype-verbinding plaatsgevonden op 17 augustus 2021. Eiser is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
Waar gaat het hier om?
1. Het Uwv heeft aan eiser vanaf 13 januari 2021 een WW-uitkering toegekend voor drie maanden. Het Uwv heeft de uitkering niet verlengd, omdat eiser niet voldoet aan de eis dat hij in de voorafgaande periode van vijf jaar niet in tenminste vier kalenderjaren over 208 uur of meer per jaar loon heeft ontvangen: de zogeheten 4-uit-5 eis of ook wel de jaren-eis.
2. Eiser erkent dat hij niet aan de 4-uit-5 eis voldoet. Hij vraagt om enige coulance, omdat hij vanwege persoonlijke omstandigheden in de afgelopen vijf jaar niet meer dan circa drie jaar heeft kunnen werken. Hij heeft echter in de afgelopen 30 jaar wel ruim 27 jaar gewerkt. Hij heeft altijd veel verdiend en daardoor ook veel premies en belasting afgedragen. Hij heeft sinds kort weer een goede baan, dus het gaat maar om een korte periode waarover hij nog een WW-uitkering vraagt. Gezien zijn jarenlange werkzame leven en daardoor zijn afdracht aan belastinggeld en premies, vindt hij het onterecht dat het Uwv niet uit coulance zijn WW-uitkering nog voor enkele maanden heeft verlengd.
Wat vindt de rechtbank er van?
3. De wet biedt geen ruimte om af te wijken van de regels die bepalen of een werkloze werknemer recht heeft op een verlenging van de WW-uitkering. De wetgever heeft geen enkele mogelijkheid opgenomen om een uitzondering te maken in bijzondere en/of persoonlijke omstandigheden. Dus ook al heeft eiser al die jaren veel belastinggeld afgedragen en gaat het hem maar om een korte overbrugging van vier maanden, ziet de rechtbank in de wet geen mogelijkheid voor wat eiser wil.
Conclusie
4. Daarom krijgt eiser geen gelijk.
5. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
6. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.