Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door mr. van Gemert, waarnemend voor mr. F. Boor;
- mevrouw [A] namens de Raad.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2021 een beschikking gegeven over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarigen [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader moet blijven. De ouders, die in april 2013 zijn gescheiden, hebben in het verleden afspraken gemaakt over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, maar deze afspraken zijn door de moeder niet altijd nageleefd. De rechtbank heeft in eerdere procedures al beslissingen genomen over de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats, waarbij de moeder in hoger beroep is gegaan tegen eerdere uitspraken van de rechtbank.
De rechtbank heeft in deze beschikking ook de rol van de Raad voor de Kinderbescherming benadrukt, die is ingeschakeld om advies te geven. De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling de zorgen van de kinderen besproken, waarbij is vastgesteld dat [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] last hebben van de conflicten tussen hun ouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de vader blijven wonen, omdat de moeder niet de gemaakte afspraken respecteert en de kinderen hierdoor in een loyaliteitsconflict komen.
De rechtbank heeft de ouders aangespoord om samen te werken en heeft een ondertoezichtstelling uitgesproken om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De beslissing om de ouderschapsovereenkomst van 28 juni 2019 niet te wijzigen, is genomen in het belang van de kinderen, zodat zij stabiliteit en continuïteit in hun leven kunnen ervaren. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep aangegeven.