ECLI:NL:RBMNE:2021:4209

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
20/1317
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de gemeente Almere over aanleg inrit

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 18 juli 2019, waarin verweerder aangaf dat deze brief geen besluit was waartegen bezwaar gemaakt kon worden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder zitting, omdat partijen geen bezwaar hadden tegen deze afdoening.

De rechtbank oordeelt dat de brief van 18 juli 2019 geen publiekrechtelijke rechtshandeling is. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is er sprake van een besluit wanneer er een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. In dit geval heeft de brief van verweerder geen invloed gehad op de bestuursrechtelijke rechten, verplichtingen of bevoegdheden van eiser. De brief bevatte een afwijzing van een verzoek om een inrit aan te leggen, maar er was geen gemeentelijke verordening die dit vereiste.

De rechtbank concludeert dat de bevoegdheid van de grondeigenaar om toestemming te verlenen voor de aanleg van een inrit privaatrechtelijk van aard is. De rechtbank wijst erop dat er geen wettelijk voorschrift is dat een publiekrechtelijke basis voor de beslissing biedt. Eiser moet zich voor een rechterlijk oordeel over het geschil tot de civiele rechter wenden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1317
[eiser]te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. W. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
31 januari 2020.
Partijen hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen afdoening van het beroep zonder zitting. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij brief van 22 augustus 2019 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 18 juli 2019. Volgens verweerder was deze brief geen besluit waar bezwaar tegen kon worden gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank vindt ook dat de brief van 18 juli 2019 geen besluit is waar eiser bezwaar tegen kon maken. Volgens de wet is er sprake van een ‘besluit’ als er een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Dit betekent dat er door de brief iets moet veranderen in iemands bestuursrechtelijke rechten, verplichtingen of bevoegdheden. Dit staat in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In dit geval is er door de brief van 18 juli 2019 niets veranderd in eisers bestuursrechtelijke rechten, verplichtingen of bevoegdheden of in die van iemand anders. In de brief staat namelijk een afwijzende reactie van verweerder op het verzoek van eiser om op gemeentegrond een inrit bij zijn woning aan te mogen leggen. In Almere geldt geen verordening die voorschriften bevat over het aanleggen van een inrit. Ook eiser erkent dit. Volgens verweerder betekent dit dat de brief van 18 juli 2019 geen publiekrechtelijke rechtshandeling kan inhouden. Verweerder heeft erkend dat door een fout wel een bezwaarclausule in de brief is opgenomen en heeft daarom aan eiser een proceskostenvergoeding in bezwaar toegekend. Eiser stelt zich op het standpunt dat de brief wel een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb is, omdat verweerder de weigering mee te werken niet baseert op haar eigenaarsbelangen, maar op de voorheen bij het verlenen van bestuursrechtelijke toestemming geldende criteria. Eiser acht dit onaanvaardbaar, omdat hij nu de veel duurdere civielrechtelijke procedure dient te volgen.
4. Een rechtshandeling is publiekrechtelijk indien het bestuursorgaan de bevoegdheid daartoe ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag. De rechtbank stelt vast dat zo een wettelijk voorschrift niet is aan te wijzen. Weliswaar is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) geregeld dat voor een inrit een omgevingsvergunning nodig kan zijn, maar dit is alleen het geval als een provinciale of gemeentelijke verordening dat vereist. Partijen hebben erkend dat een dergelijke verordening in de gemeente Almere niet bestaat.
5. De bevoegdheid van de grondeigenaar om toestemming te verlenen voor de aanleg van een inrit op zijn grond is privaatrechtelijk van aard. Het feit dat bij de beoordeling van een verzoek criteria worden gehanteerd die niet te onderscheiden zijn van de criteria die voorheen in beleidsmatige stukken werden gebruikt bij het verlenen van vergunningen/ontheffingen maakt dit niet anders (zie ABRvS 9-1-2013 LJN BY7987 Lusthof ) .
6. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een van de in de rechtspraak erkende uitzonderlijke situaties, waarin het gebruik van een bevoegdheid die zijn basis vindt in het privaatrecht toch als publiekrechtelijke rechtshandeling wordt beschouwd indien op deze manier uitvoering wordt gegeven aan de opgedragen publieke taak op een bepaald terrein.
7. De rechtbank concludeert dat de brief van verweerder van 18 juli 2019 geen publiekrechtelijke rechtshandeling is (zie ook ECLI:NL:RVS: 2000:AA6717 Uitweg Rucphen). Eiser dient zich voor een rechterlijk oordeel over het geschil tot de civiele rechter te wenden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 5 juli 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak dan kunt u binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.