ECLI:NL:RBMNE:2021:4218
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht door staatssecretaris van Defensie
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de staatssecretaris van Defensie tegen een eerdere uitspraak van 11 maart 2021, waarin het beroep van de staatssecretaris niet-ontvankelijk was verklaard. Dit gebeurde omdat de staatssecretaris het griffierecht niet tijdig had voldaan. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet nodig was.
De staatssecretaris ging in verzet tegen deze uitspraak, stellende dat het griffierecht van € 360,- op 16 februari 2021 was betaald. De rechtbank heeft onderzocht of de eerdere uitspraak terecht was en of het griffierecht inderdaad tijdig was voldaan. Uit intern onderzoek bleek dat de rechtbank het griffierecht op 17 februari 2021 had ontvangen, maar dat er verwarring was ontstaan door een foutieve nota die was verzonden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris gelijk had in haar standpunt dat het griffierecht tijdig was voldaan. Het verzet is gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van 11 maart 2021 vervalt. De rechtbank heeft de staatssecretaris opnieuw in de gelegenheid gesteld om het griffierecht van € 354,- te voldoen, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De beslissing over de proceskosten wordt uitgesteld tot de einduitspraak over het beroep.