ECLI:NL:RBMNE:2021:4276

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
UTR 20/3315
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering wegens verdiencapaciteit boven 65%

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had zich ziekgemeld na haar dienstverband als schoonmaakster en ontving een ZW-uitkering. Na twee jaar beoordeelde het Uwv of zij nog recht had op deze uitkering. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat was om meer dan 65% van haar eerdere inkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 14 december 2019.

Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een herbeoordeling. Eiseres ging vervolgens in beroep bij de rechtbank, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen niet goed waren beoordeeld en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar eerdere inkomen te verdienen en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij het aanvechten van besluiten van het Uwv en bevestigt dat de beoordeling van de verzekeringsartsen zorgvuldig en op basis van de beschikbare informatie is uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3315

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.L.M. Vreeswijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiseres werkte tot 25 maart 2018 voor ongeveer 25 uur per week als schoonmaakster bij een visverwerkingsbedrijf. Na beëindiging van het dienstverband heeft eiseres zich per 4 mei 2018 ziekgemeld, waarna zij door het Uwv in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet (Zw). In het tweede jaar van de ZW-uitkering heeft het Uwv beoordeeld of eiseres hier nog steeds recht op heeft. Op grond van de Zw heeft eiseres alleen recht op een ZW-uitkering als zij niet in staat is om haar eigen werk te doen of wanneer zij door ziekte of gebrek minder dan 65% kan verdienen van het inkomen dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
2. Om dit vast te stellen is de medische toestand van eiseres door een verzekeringsarts van het Uwv beoordeeld. Die verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht en heeft de gezondheidsklachten van eiseres vertaald naar arbeidsbeperkingen. De beperkingen zijn vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 17 oktober 2019. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als schoonmaakster niet meer kan doen, maar dat er drie andere functies zijn die eiseres, ondanks haar beperkingen wel kan doen. Hij heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie functies 83,51% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Omdat dit meer is dan 65% voldoet eiseres niet meer aan de voorwaarde voor een Zw-uitkering. Met het besluit van 13 november 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv de Zw-uitkering van eiseres daarom per 14 december 2019 beëindigd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar Zw-uitkering. In bezwaar is eiseres onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beoordeeld of de verzekeringsarts de beperkingen van eiseres juist heeft vastgelegd. Ook heeft hij onderzocht of er tot 14 december 2019, de datum waarop de Zw-uitkering van eiseres is beëindigd, nog veranderingen in de medische toestand van eiseres zijn geweest die van invloed zijn op eiseres’ recht op een Zw-uitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de FML van 17 oktober 2019 moet worden aangevuld met een beperking voor het gebruik van de handen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv heronderzoek verricht. Ondanks de wijzigingen in de FML van 9 juli 2020 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie nieuwe functies kunnen duiden waarmee eiseres nog 67,27% kan verdienen van het inkomen voordat zij ziek werd. Dit betekent dat het verdienvermogen van eiseres nog steeds meer is dan 65%. Met de beslissing op bezwaar van 29 juli 2020 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard en de beëindiging van de Zw-uitkering van eiseres per 14 december 2019 in stand gelaten.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep van eiseres is door de rechtbank behandeld op de zitting van 28 april 2021 die via Skype heeft plaatsgevonden. Eiseres was niet bij de zitting aanwezig en heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

5. Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv terecht de Zw-uitkering van eiseres per 14 december 2019 heeft beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon voordat zij ziek werd.

Beoordeling van het geschil

Toetsingskader van de rechtbank
6. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de beoordeling van het Uwv aan de voorwaarden?
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling van het Uwv niet aan de in rechtsoverweging 6. van deze uitspraak genoemde voorwaarden zou voldoen. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is zorgvuldig tot stand gekomen. Hij heeft de dossiergegevens bestudeerd, medische informatie van de radioloog betrokken bij zijn beoordeling en er heeft, in verband met de maatregelen rondom het coronavirus, een telefonische hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van de
verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep door de telefonische hoorzitting eiseres niet lichamelijk heeft onderzocht, maakt niet dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Eiseres heeft vooral psychische klachten zodat een lichamelijk onderzoek niet direct vereist is. De informatie die eiseres heeft gegeven over de klachten aan haar handen is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beoordeling betrokken en heeft geleid tot het aannemen van extra beperkingen in de FML. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen.
Is de medische beoordeling juist?
8. Eiseres is het niet eens met de medische beoordeling van het Uwv. Zij vindt dat het Uwv haar psychische en lichamelijke beperkingen heeft onderschat. Eiseres heeft er met name op gewezen dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen in verband met de klachten aan haar handen. Ter onderbouwing heeft eiseres in beroep een brief van de handtherapeut van 13 april 2021 overgelegd. Eiseres vindt verder dat zij meer beperkt is in verband met haar psychische klachten en dat het Uwv daarvoor ten onrechte geen expertise heeft ingeschakeld. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom om alsnog onderzoek te laten doen naar haar psychische klachten door een onafhankelijke deskundige. Tot slot vindt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen in de FML.
9.1
De rechtbank twijfelt niet aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. Naar aanleiding van de door eiseres in bezwaar ingebrachte medische informatie over haar handen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML aangevuld met een beperking voor de handen. In een aanvullend rapport van 19 april 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat deze medische informatie geen aanleiding is voor het aannemen van meer beperkingen voor het gebruik van de handen. De informatie is van na de datum in geding. Bovendien blijkt uit het verslag van de handtherapeut niet dat de klachten aan de handen zoals pijn en verdikking zijn geobjectiveerd door middel van eigen onderzoek. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep foto’s van de handen gezien waarbij een beeld van beginnende slijtage naar voren komt, maar waarbij geen sprake is van ernstige afwijkingen. Gelet op de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingebracht en het gegeven dat er in de FML al een beperking is aangenomen voor het gebruik van de handen ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
9.2
De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de psychische klachten van eiseres niet goed zijn beoordeeld door het Uwv. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat er een onafhankelijke deskundige ingeschakeld moet worden omdat zij zich niet goed kan uitdrukken in de Nederlandse taal. Hierdoor heeft zij de psychische klachten die zij ervaart niet goed kunnen toelichten. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitgebreid psychisch onderzoek verricht bij eiseres. Bij dat gesprek was blijkens het rapport van de verzekeringsarts een tolk aanwezig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt de beoordeling van de primaire verzekeringsarts. Daarbij is van belang dat de primaire verzekeringsarts een helder beeld geeft van de klachten en duidelijk heeft beargumenteerd waarom de ernst van de psychische klachten als ‘licht’ worden getypeerd. Eiseres heeft in bezwaar, noch in beroep met medische stukken onderbouwd waarom haar psychische klachten tot meer beperkingen zouden moeten leiden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. Het verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige wijst de rechtbank af.
9.3
De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft niet toegelicht waarom zij vindt dat haar klachten moeten leiden tot een urenbeperking. Bovendien heeft zij deze stelling niet met medische informatie onderbouwd. De beroepsgronden van eiseres gericht tegen de medische beoordeling van het Uwv slagen niet.
Is de arbeidsdeskundige beoordeling juist?
10. Tegen het arbeidskundige deel van de beoordeling heeft eiseres aangevoerd dat zij de geselecteerde functies niet kan uitoefenen, gelet op de beperkingen aan haar handen. De geselecteerde functies zijn volgens eiseres nu juist functies waarbij zij intensief met haar handen moet werken. Dit is voor haar niet mogelijk gelet op de beperkingen aan haar handen. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat de functie ‘inpakster koekjes’ (SBC-code: 111190) niet geschikt is omdat zij de Nederlandse en Engelse taal niet (goed) beheerst. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat er functies zijn geselecteerd waarin minder uren wordt gewerkt dan eiseres oorspronkelijk in haar eigen functie als schoonmaakster werkte. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is hiervoor ten onrechte geen reductiefactor toegepast bij zijn berekening.
11.1
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de arbeidskundige beoordeling niet juist is. Bij het beoordeling van de geschiktheid van de geselecteerde functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep rekening gehouden met de beperkingen zoals opgenomen in de FML van 9 juli 2020. Een van de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functies ‘Textielproductenmedewerker’ (SBC-code 111160) is ook komen te vervallen omdat deze functie niet geschikt is voor eiseres vanwege de beperking aan haar handen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de aangenomen beperking aan de handen dus wel betrokken bij zijn beoordeling van de geschiktheid van de functies. Zoals ook volgt uit de beoordeling van het medische onderzoek door het Uwv, is er geen aanleiding voor de conclusie dat eiseres meer beperkt moet worden in het gebruik van haar handen zodat ook de overige functies voor eiseres niet passend zouden zijn.
11.2
Dat de functie ‘Inpakker (handmatig)’ (SBC-code 111190) niet geschikt zou zijn voor eiseres omdat zij de Nederlandse en Engelse taal niet (goed) beheerst, volgt de rechtbank evenmin. Uit de omschrijving van de functie volgt dat de hygiënevoorschriften mondeling en schriftelijk in het Nederlands en in het Engels worden verstrekt zodat het niet vereist is dat eiseres Engels kan spreken of lezen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 24 juli 2020 voldoende gemotiveerd dat eiseres Nederlands kan begrijpen en zich voldoende verstaanbaar kan maken om de geselecteerde functies te kunnen uitoefenen.
11.3
Tot slot volgt de rechtbank eiseres ook niet in haar stelling dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een reductiefactor moest toepassen omdat er voor eiseres functies zijn geselecteerd met minder arbeidsuren dan de oorspronkelijke arbeidsomvang van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voor eiseres drie functies geduid. Het verdienvermogen van eiseres wordt vervolgens berekend aan de hand van het mediane uurloon van deze functies. In het geval van eiseres is dat de functie ‘Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten)’ (SBC-code 111010). Deze functie is betrokken bij de berekening van het verdienvermogen van eiseres. Het aantal arbeidsuren in deze functie is 38,00, terwijl de omvang van de maatgevende arbeid van eiseres is vastgesteld op 24,286. In de functie die is gebruikt voor het vaststellen van het verdienvermogen van eiseres wordt dus niet minder uren gewerkt dan dat eiseres oorspronkelijk werkte in haar functie als schoonmaakster. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hiervoor dan ook terecht geen reductiefactor toegepast. De beroepsgronden gericht tegen het arbeidskundige deel van de beoordelen slagen niet.

Conclusie

12. Uit het voorgaande volgt dat de medische beoordeling zorgvuldig door het Uwv is uitgevoerd en dat het Uwv zich mocht baseren op de rapporten van zijn verzekeringsartsen. Uit de arbeidskundige beoordeling volgt dat eiseres in staat is om meer dan 65% te verdienen van het inkomen dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Dit betekent dat het Uwv de Zw-uitkering van eiseres terecht per 14 december 2019 heeft beëindigd.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.