ECLI:NL:RBMNE:2021:4278
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsklasse van eiseres op basis van WAO en de rol van medische rapporten
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de indeling van eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55% op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres, die sinds 1995 een WAO-uitkering ontvangt, was het niet eens met het besluit van het Uwv om haar arbeidsongeschiktheidsklasse te verhogen naar 45 tot 55%. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat op 6 augustus 2021 via Skype is behandeld. Tijdens de zitting was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar dochter en echtgenoot, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.H.J. van Kuilenburg.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het Uwv de indeling van eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse heeft gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten. De rechtbank benadrukt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat het onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat zij niet lichamelijk was onderzocht. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv voldoende informatie had om een zorgvuldig oordeel te vormen, ook al was er geen fysiek contact geweest met de verzekeringsarts.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat zij geen nieuwe medische informatie had ingebracht om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.