ECLI:NL:RBMNE:2021:4281

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
UTR 20/4462
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als schoonmaakster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres meldde zich op 15 mei 2018 ziek en na de wachttijd van 104 weken diende zij een aanvraag in voor een WIA-uitkering, waarbij vastgesteld moest worden of zij per 12 mei 2020 meer dan 35% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat eiseres slechts 1,01% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag op 20 april 2020.

Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, waarop een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw onderzoek deden. Ondanks enkele aanpassingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) bleef de conclusie dat eiseres 1,01% arbeidsongeschikt was. Eiseres ging in beroep bij de rechtbank, die op 18 juni 2021 de zaak behandelde. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zich terecht had gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsartsen, die aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden. Eiseres had geen nieuwe medische informatie ingebracht die haar standpunt onderbouwde.

De rechtbank concludeerde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4462

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1.1
Eiseres is werkzaam als schoonmaakster bij [werkgever] B.V. voor gemiddeld 16,25 uur per week. Op 15 mei 2018 meldt zij zich ziek voor dit werk in verband met diverse lichamelijke en psychische klachten. Na afloop van de wachttijd van 104 weken dient eiseres bij verweerder (hierna: het Uwv) een aanvraag in voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Om hiervoor in aanmerking te komen moet vast komen te staan dat eiseres per 12 mei 2020 meer dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan en de beperkingen van eiseres vastgesteld in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft het maatmaninkomen van eiseres vastgesteld. Dat is het inkomen dat eiseres had kunnen verdienen als zij niet door ziekte was uitgevallen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige drie functies geselecteerd die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog kan doen. Door het uurloon in de middelste functie te vergelijken met het maatmanloon heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiseres voor 1,01% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder is dan 35% heeft het Uwv de WIA-aanvraag van eiseres in het primaire besluit van 20 april 2020 afgewezen.
1.3
Eiseres heeft tegen de weigering van de WIA-uitkering bezwaar gemaakt. In bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet aanleiding om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres. Dit heeft geleid tot de gewijzigde FML van 23 oktober 2020. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens twee van de geduide functies laten vervallen omdat de belastbaarheid van eiseres in deze functies wordt overschreden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan wel twee andere passende functies duiden. Vervolgens concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres op basis van de geselecteerde functies ongewijzigd is. Eiseres blijft 1,01% arbeidsongeschikt. Met de beslissing op bezwaar van 5 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv daarom de weigering van de WIA-uitkering in stand gelaten.
1.4
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep van eiseres is door de rechtbank behandeld op de zitting van 18 juni 2021 die via Skype heeft plaatsgevonden. Eiseres was bij de zitting aanwezig, bijgestaan door haar zoon. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij vindt dat haar mate van arbeidsongeschiktheid onjuist is vastgesteld. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 1,01%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 12 mei 2020 (de datum per einde wachttijd).

Beoordeling van het geschil

Toetsingskader van de rechtbank
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de beoordeling van het Uwv aan de voorwaarden?
4. De rechtbank vindt dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv voldoen aan de hiervoor genoemde voorwaarden. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en heeft tijdens een telefonisch spreekuur contact met eiseres gehad. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Hij heeft daarbij ook kennis genomen van de medische informatie die door eiseres in de bezwaarfase is overgelegd. In zijn rapport van 22 oktober 2020 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overzichtelijk weer wat de belangrijkste conclusies zijn uit de medische informatie die door eiseres is aangeleverd. Daarnaast was de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig tijdens de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres lichamelijk onderzocht en heeft zich een indruk gevormd van de geestelijke toestand van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De medische beoordeling voldoet daarmee aan de voorwaarden zoals opgenomen in rechtsoverweging 3. van deze uitspraak. Dit betekent dat het Uwv zich bij het bestreden besluit mocht baseren op de rapporten van de verzekeringsartsen.
Medische beoordeling
5. Eiseres is het niet eens met de medische beoordeling van het Uwv. Zij vindt dat haar medische beperkingen worden onderschat. Het Uwv heeft in ieder geval onvoldoende rekening gehouden met haar concentratieproblemen en de problemen die zij heeft met haar evenwichtsorgaan.
6.1
De rechtbank twijfelt niet aan de juistheid van de medische beoordeling van het Uwv. Eiseres heeft in bezwaar gebruik gemaakt van de mogelijkheid om informatie van haar behandelaars in te dienen. Eiseres heeft onder andere informatie overgelegd van haar psycholoog, neuroloog en orthopedisch chirurg. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is deze informatie aanleiding om voor eiseres meer beperkingen aan te nemen. Vanwege de psychische klachten van eiseres neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer beperkingen aan in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren van de FML. Voor eiseres wordt een aanvullende beperking aangenomen op werk waarin een hoog handelingstempo vereist is. Daarnaast wordt een aanvullende beperking aangenomen op het werken op hoogtes en met risicovolle machines. Deze beperking wordt aangenomen in verband met de duizeligheidsklachten van eiseres. Door het dagverhaal van eiseres en het feit dat eiseres, ook met de langer bestaande medische klachten, redelijk kan functioneren ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om voor eiseres aanvullende beperkingen aan te nemen in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren van de FML.
6.2
Voor wat betreft de lichamelijke klachten van eiseres zijn er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep al uitgebreid beperkingen aangenomen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt daarom geen aanvullende beperkingen aan voor de lichamelijke klachten van eiseres. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zorgvuldig gemotiveerd toegelicht waarom hij in het persoonlijk- en sociaal functioneren aanvullende beperkingen heeft aangenomen voor eiseres, en waarom hij dit op het gebied van de lichamelijk klachten niet heeft gedaan. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom haar klachten moeten leiden tot meer beperkingen in de FML. Eiseres heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de medische beoordeling onjuist is. De enkele stelling van eiseres in beroep dat zij niet in staat is om te werken, is onvoldoende om tot andere inzichten te komen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Tijdens de zitting is door eiseres aangevoerd dat haar gezondheid na de datum in geding in deze zaak is verslechterd. Dit wordt onder andere veroorzaakt door een operatie die op 2 april 2021 heeft plaatsgevonden aan haar schouder. Dit kan door de rechtbank niet bij de beoordeling in deze zaak worden betrokken. Eiseres kan bij het Uwv wel een melding doen dat haar arbeidsongeschiktheid is toegenomen. Dit kan aanleiding zijn voor het Uwv om een beoordeling over een andere datum uit te voeren.
A
rbeidskundige beoordeling
8. Tegen het arbeidskundige aspect van de beoordeling heeft eiseres geen specifieke gronden naar voren gebracht. Met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 29 oktober 2020, gelezen in samenhang met de verzekeringsgeneeskundige rapporten en de gegevens uit het Claim-Beoordelings en Borgingssysteem (CBBS), is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van eiseres, zoals omschreven in de FML van 23 oktober 2020, niet overschrijden.

Conclusie

9. Gelet op de overwegingen hiervoor stelt de rechtbank vast dat het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat het Uwv zich voor zijn beoordeling mocht baseren op de rapporten van zijn verzekeringsartsen. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht waarmee zij aannemelijk heeft gemaakt dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is. Uit het arbeidskundig onderzoek van het Uwv volgt dat eiseres 1,01% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat het Uwv de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen.
10. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 augustus 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
(de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.