Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties niet passend zijn. Volgens eiseres kan zij vanwege haar klachten helemaal niet werken.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en de in bezwaar ontvangen brief van de huisarts van 30 juli 2020. De in bezwaar ontvangen brief van I-Psy van 28 januari 2020 was al in het dossier aanwezig. De rechtbank constateert dat eiseres zelf niet is verschenen op de hoorzitting. Het uitvragen van het dagverhaal door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet mogelijk als eiseres zelf niet verschijnt op de hoorzitting in bezwaar, terwijl niet is gebleken dat eiseres daartoe (om medische redenen) niet in staat was.
In het expertiserapport is vermeld dat uit de meegezonden en meegenomen gegevens (opmerking rechtbank: waaronder de informatie van HSK en I-Psy) blijkt dat eiseres wordt behandeld onder de diagnoses depressieve stoornis, somatische symptoomstoornis en andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis. Deze diagnoses worden volgens het expertiserapport gekenmerkt door pathologische somberheid, anhedonie, excessieve gedachten, gevoelens en gedragingen samenhangend met lichamelijke klachten en symptomen kenmerkend voor een trauma of stressor, maar die niet voldoet aan de diagnose PTSS. In het expertiserapport is vervolgens vermeld dat eiseres anamnestisch gedeeltelijk aan dat beeld voldoet. Gezien de score van 8 op 16 vragen, is echter de vraag hoe betrouwbaar deze anamnese is. Een dergelijke score vormt volgens het expertiserapport een sterke aanwijzing voor symptoomaggravatie. Deze indruk wordt volgens het expertiserapport versterkt door de heftige pijnklachten die eiseres claimt tijdens het onderzoek, maar die nergens tijdens het psychiatrisch onderzoek leiden tot merkbare problemen. De klachtenpresentatie imponeert demonstratief en theatraal. Er is sprake van gebrek aan detaillering van de klachten. De klachten blijven ook bij doorvragen vaag en vertonen tegenstrijdigheden. Het doorvragen leidt meerdere malen tot weerstand en irritatie. Het constante in plaats van intermitterende aanwezigheid van de klachten is volgens het expertiserapport niet passend bij een psychiatrische stoornis. De klachten mogen daarom niet zonder meer vertaald worden naar een psychiatrische stoornis. De diagnoses (de rechtbank begrijpt: de diagnoses van de behandelend sector) kunnen om die reden binnen het expertise onderzoek niet worden bevestigd. De algemene presentatie geeft volgens het expertiserapport geen aanleiding om een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld te veronderstellen, zoals bijvoorbeeld een – klinisch merkbare – depressie of psychose. In het expertiserapport is geadviseerd om de gepresenteerde klachten vooral te interpreteren in het licht van aanpassingsproblematiek aan de psychosociale omstandigheden. In termen van de DSM classificatie is daarmee volgens het expertiserapport sprake van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 13 oktober 2020 geen aanleiding gezien voor andere overwegingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de visie van de behandelaars van HSK en I-Psy betrokken in de heroverweging in bezwaar. In reactie op de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend overwogen in het rapport van 28 december 2020 dat de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis na de datum in geding is gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat in bezwaar met deze problematiek al rekening is gehouden door beperkingen aan te nemen ten aanzien van het hanteren van conflicten, het begeleiden van derden en het uitvoeren van leidinggevende functies . Ondanks dat de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis tijdens de heroverweging in bezwaar nog niet bekend was, zijn de logisch samenhangende uitingen van ziekte getest en werden de beperkingen passend bij aard en ernst van deze problematiek aangenomen. Uitgaande van de diagnose is aannemelijk dat deze problematiek al langere tijd (dus ook per datum in geding) aanwezig is. Verder leidt het aannemen van deze problematiek niet tot ernstige beperkingen. Eiseres heeft hiermee volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep langdurig kunnen functioneren op het werk en in haar dagelijks leven.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 13 november 2020 vermeld dat met ‘een Ziektewetzaak’ wordt bedoeld dat met de bij eiseres bekende migraine van 1 tot 2 keer per maand gedurende 2 tot 3 dagen, geen sprake is van excessief verzuim. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt er daarom bij de WIA-beoordeling geen rekening mee gehouden, maar zal het wel onder de ZW vallen.
a) de brief van I- Psy van 23 november 2020;
b) de brief van de huisarts van 24 november 2020;
c) de brief van de manueel therapeut van 4 december 2020;
d) de brief van I-Psy van 30 april 2021.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 4 juni 2021 gereageerd op de brief onder d.
(SBC-code 515100) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100).
2. Zaak over de ZW-uitkering (21/1970)
ZW-uitkering, omdat zij geschikt was voor haar eigen werk, te weten de (in de WIA-zaak) geselecteerde voorbeeldfuncties.
Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Eiseres vindt dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat zij door de nieuwe diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis toegenomen arbeidsongeschikt is. Ook vindt eiseres dat zij de in de WIA-zaak geselecteerde voorbeeldfuncties niet uitvoeren.
25 maart 2021. In de medische overwegingen wordt de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis genoemd en er wordt overwogen welke invloed dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op de belastbaarheid van eiseres.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 29 maart 2021 overwogen dat op grond van alle voorliggende gegevens het primaire oordeel in stand kan blijven en de redenering van de primaire verzekeringsarts gevolgd kan worden. De bij de WIA-beoordeling geduide functies zouden per datum in geding nog steeds mogelijk moeten zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De belastbaarheid van eiseres per datum in geding is namelijk aannemelijk niet wezenlijk anders dan bij de WIA-beoordeling. Eiseres claimt per datum in geding, net als bij de WIA-beoordeling, een vrijwel volledig onvermogen op basis van een combinatie van psychische klachten en fysieke klachten. Het klachtenpatroon en de claim is daarbij per datum in geding volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed vergelijkbaar met het klachtenpatroon en de claim bij de WIA-beoordeling. In objectiveerbare fysieke pathologie is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen wezenlijke verandering opgetreden. De psychische klachten en de daaruit volgende claim zijn ook zeer goed vergelijkbaar. Dat er een nieuwe diagnose is gesteld (borderline persoonlijkheidsstoornis) was de reden voor de hernieuwde ziekmelding. Dat er een nieuwe diagnose is gesteld is echter niet van doorslaggevend belang bij het vaststellen van de belastbaarheid. De klachten die bij het stellen van de diagnose aanwezig waren, waren ook reeds aanwezig bij de WIA-beoordeling en zijn toen meegewogen in de beoordeling. De manueel therapeut dient zich vanwege de aanwezige behandelrelatie te onthouden van oordelen tot belastbaarheid in arbeid. De manueel therapeut geeft daarbij mede beperkingen aan op gebieden die buiten haar expertise liggen. Daarnaast geeft de therapeut volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen blijk van inzicht hoe de weging van beperkingen conform het Schattingsbesluit tot stand komt.
Beslissing
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op