Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 19 producties, die op 28 juli 2021 bij [gedaagde] is bezorgd;
- de producties 1 t/m 3 van [gedaagde] , toegestuurd op 4 augustus 2021;
- de mondelinge behandeling, gehouden op 5 augustus 2021. Verschenen zijn de heer [eiser] en zijn gemachtigde mr. Goethals-van der Kuip en mr. Van Lingen namens [gedaagde] . Partijen zelf, dan wel via hun gemachtigde, hebben hun wederzijdse standpunten toegelicht en zij hebben op elkaars toelichting kunnen reageren. Zij hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat er is besproken. [gedaagde] heeft een pleitnota overgelegd. [eiser] heeft een pleitnota overgelegd. Aan het slot van de zitting hebben partijen de kantonrechter verzocht om de zaak een week aan te houden om hen de gelegenheid te geven het geschil in onderling overleg op te lossen. Na het verloop van die periode hebben partijen om verdere aanhouding verzocht;
- mr. Goethals-van der Kuip heeft namens [eiser] bij e-mailbericht van 24 augustus 2021 laten weten dat partijen geen regeling hebben bereikt en zij heeft de kantonrechter verzocht vonnis te wijzen;
- vervolgens heeft de kantonrechter de vonnisdatum bepaald op vandaag.
2.Waar gaat het om in deze zaak?
3.Wat vindt de kantonrechter van de vorderingen van [eiser] ?
aan de persoon van [eiser], waarvoor [gedaagde] beducht is, gelet op de aard van de functie in beginsel geen rol van betekenis zal spelen. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij voor [gedaagde] niet aan acquisitie deed en dat klanten van [gedaagde] de persoon van de auditor niet konden kiezen, vanwege de in acht te nemen onafhankelijkheid.