ECLI:NL:RBMNE:2021:4339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
20/3443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging van ZW-uitkering ongegrond verklaard

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als huishoudelijk medewerker, beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had zich op 26 oktober 2015 ziekgemeld en ontving sindsdien afwisselend uitkeringen op basis van de ZW, de Wet arbeid en zorg (WAZO) en de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft op 13 augustus 2020 en 22 december 2020 besluiten genomen om de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, waarbij de beëindigingsdatum werd gewijzigd naar 30 april 2020. Eiseres was het niet eens met deze besluiten en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skypezitting op 4 mei 2021, waar de gemachtigden van eiseres en het Uwv aanwezig waren. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de gemachtigde van eiseres bepaalde stukken niet had ontvangen, maar na verzending van deze stukken heeft hij aangegeven geen nadere inhoudelijke reactie te willen geven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en is overgegaan tot beoordeling.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar stellingen ondersteunt. De rechtbank concludeert dat de beperkingen die aan eiseres zijn toegeschreven juist zijn en dat zij in staat is om werkzaamheden als productiemedewerker industrie te verrichten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-, en het griffierecht van € 47,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3443

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] ,eiseres,

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. L. Smid).

Inleiding

1. Eiseres was werkzaam als huishoudelijk medewerker. Op 26 oktober 2015 heeft ze
zich ziekgemeld en sindsdien heeft zij afwisselend uitkeringen ontvangen op grond van de Ziektewet (ZW), de Wet arbeid en zorg (WAZO) en de Werkloosheidswet (WW).
2. Deze zaak gaat over het besluit van het Uwv om de ZW-uitkering van eiseres te
beëindigen. In eerste instantie bij beslissing op bezwaar van 13 augustus 2020 vanaf 17 april 2020 en bij de gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 december 2020 heeft het Uwv de beëindigingsdatum gewijzigd in 30 april 2020.
3. Eiseres is het niet eens met de beëindiging van haar ZW-uitkering en heeft daarom
beroep ingesteld.
4. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
5. De zaak is behandeld op de Skypezitting van 4 mei 2021. De gemachtigden van eiseres
en het Uwv hebben deelgenomen aan de Skypezitting.
6. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat hij de gewijzigde
beslissing op bezwaar en het verweerschrift, die de rechtbank naar hem heeft doorgezonden, niet heeft ontvangen. Daarom zijn de stukken na de zitting nogmaals gestuurd en is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
7. De gemachtigde van eiseres heeft vervolgens de rechtbank meegedeeld dat beide
stukken geen aanleiding geven om met een nadere inhoudelijke reactie te komen.
8. Eiseres en het Uwv hebben de rechtbank meegedeeld dat een tweede zitting niet nodig
is, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank
zal uitleggen waarom/hoe zij tot dit oordeel komt.

Overwegingen

Gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 december 2020
10. Het besluit van 22 december 2020, waarin het Uwv de beëindigingsdatum van de ZW-
uitkering heeft gewijzigd, is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met dit besluit is immers het besluit van 13 augustus 2020 gewijzigd, maar is niet volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiseres omdat alleen de beëindigingsdatum is gewijzigd. Dit betekent dat het besluit van 22 december 2020 wordt meegenomen in deze procedure en door de rechtbank zal worden beoordeeld.
De medische kant van het besluit – zorgvuldigheid
11. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid
mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, als die op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn.
12. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting verklaard dat de beroepsgronden zich niet richten tegen de zorgvuldigheid van het onderzoek. Ook de rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Het Uwv heeft de beschikbare medische gegevens bij zijn heroverweging betrokken. De rechtbank oordeelt dat nergens uit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie heeft gemist of niet heeft meegewogen. Eiseres heeft ook geen nieuwe informatie meer ingebracht.
De medische kant van het besluit – beoordeling
12. De rechtbank vindt dat de beroepsgronden van eiseres geen twijfel oproepen aan de
conclusies van de artsen van het Uwv. Beide artsen hebben rekening gehouden met de psychische en fysieke klachten van eiseres. Hiervoor hebben zij ook beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen. Voor de stelling van eiseres dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen, vindt de rechtbank in de dossierstukken geen onderbouwing.
13. Over de nek- en onderrugklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep
aangegeven dat sprake is van een normaal bewegingspatroon tijdens het spreekuur en dat bij eerder lichamelijk onderzoek in oktober 2019 geen afwijkingen werden geconstateerd. Uit de stukken en de door eiseres verstrekte informatie blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet dat sprake is van een aandoening van de rug of nek die het aannemen van meer beperkingen noodzakelijk maakt. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is wel de noodzaak tot enige vertreding aangenomen. Er is echter volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van een aandoening van de rug of nek die een urenbeperking rechtvaardigt.
Over de concentratie- en/of geheugenklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat het spreekuur een uur heeft geduurd en dat hij geen problemen op dit gebied heeft kunnen vaststellen.
Ten aanzien van de vermoeidheid van eiseres constateert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres passief is overdag en dat veel door familie wordt gedaan. De vermoeidheid wordt echter niet geobjectiveerd of onderbouwd met medische gegevens. Ook is er geen sprake van een ernstige psychiatrische stoornis die een urenbeperking rechtvaardigt. De rechtbank kan deze overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. In deze beroepsprocedure heeft eiseres geen nieuwe medische informatie overgelegd ten aanzien van de vermoeidheid en de overige klachten. Dat eiseres haar klachten zelf kennelijk als ernstiger ervaart, is onvoldoende om daaraan een doorslaggevend gewicht toe te kennen.
De arbeidskundige kant van het besluit
14. Uit het medisch oordeel blijkt dat de rechtbank vindt dat de bij eiseres aangenomen
beperkingen juist zijn. Er geldt dus geen urenbeperkingen voor eiseres, alleen de restrictie dat zij niet in staat wordt geacht ’s nachts te werken. De arbeidsdeskundige heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres met de beperkingen in de FML de werkzaamheden behorende bij de functie productiemedewerker industrie kan verrichten. Dit betekent dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze functie geschikt is voor eiseres.
Conclusie
15. Het Uwv heeft de uitkering van eiseres naar het oordeel van de rechtbank terecht
beëindigd. Eiseres heeft dan ook met ingang van 30 april 2020 geen recht op een ZW-uitkering.
Proceskosten en griffierecht
16. Omdat het Uwv zijn besluit op bezwaar tijdens de beroepsprocedure heeft gewijzigd,
vindt de rechtbank dat het Uwv de door eiseres gemaakte proceskosten moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de in beroep door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1)./ Ook moet het Uwv het griffierecht dat eiseres heeft betaald vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(De griffier is verhinderd dezeuitspraak te ondertekenen.)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.