ECLI:NL:RBMNE:2021:4372

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die eerder een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), was van mening dat zij recht had op een uitkering, omdat zij arbeidsongeschikt was. Het UWV had echter vastgesteld dat eiseres met ingang van 30 maart 2020 geen recht meer had op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op een medische beoordeling en rapportages van verzekeringsartsen.

Eiseres had zich ziekgemeld in 2015 en was in de jaren daarna in verschillende mate arbeidsongeschikt geacht. Na een herbeoordeling door het UWV, waarbij haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%, heeft eiseres bezwaar gemaakt. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV zorgvuldig te werk is gegaan bij de medische beoordeling. De rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende inzichtelijk en consistent waren. Eiseres kon niet aantonen dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat het besluit om haar WIA-uitkering te beëindigen rechtmatig was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kuiper),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 30 maart 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij besluit van 23 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 25 mei 2021. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was werkzaam als formulemedewerker voor 28,81 uur per week. Van 15 december 2001 tot en met 31 januari 2019 was zij in dienst bij [werkgever] . Op 19 augustus 2015 heeft eiseres zich ziekgemeld in verband met hoofdpijn/migraine, tinnitus en vermoeidheid. Per einde wachttijd werd eiseres op 19 december 2017 voor 49,31% arbeidsongeschikt geacht. Na bezwaar van de werkgever werd eiseres 38,15% arbeidsongeschikt geacht. Bij besluit van 25 april 2019 is aan eiseres een LAU-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%. Op 25 maart 2019 heeft de werkgever van eiseres verzocht om een herbeoordeling. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.

Grondslag van het bestreden besluit

2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. In bezwaar is het abeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd van 28,62% naar 31,59%. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.

Het oordeel van de rechtbank

Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

3. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn in beginsel geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht. Hij heeft alle beschikbare medische informatie meegewogen bij zijn oordeel, waaronder informatie van de huisarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 september 2020 ook eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hij tot zijn oordeel is gekomen.
Medische beoordeling
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat verweerder haar beperkingen heeft onderschat. Eiseres heeft last van oververmoeidheid, hoofdpijn, darmklachten, rugklachten en heupklachten. Er moeten beperkingen ten aanzien van zware fysieke arbeid, bepaalde houdingen en duurbelastbaarheid gelden. Volgens eiseres heeft verweerder niet toegelicht waarom de beperkingen ten aanzien van dynamisch en statisch handelen er mei 2019 niet meer aan de orde zijn. De situatie van eiseres is namelijk per mei 2019 ongewijzigd ten opzichte van de situatie per einde wachttijd.
6. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is vastgesteld. Eiseres is beperkt geacht ten aanzien van het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden. Anders dan eiseres stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 21 september 2020 dat eiseres beperkt is door een combinatie van klachten waarvoor ook een medische oorzaak bestaat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat met de ziekte van Crohn adequaat rekening is gehouden. Ook met de psychische toestand van eiseres is voldoende rekening gehouden, er zijn namelijk beperkingen in de psychische en energetische belasting aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat een specifieke reden om rugbelastend werk te vermijden niet is vastgesteld. Van een kleine hernia is uiteindelijk niet gebleken. Er is ook geen aanleiding om beperkingen aan te nemen ten aanzien van het lopen, langdurig bukken, knielen en hurken, omdat de anamnese en het dagverhaal van eiseres hiervoor geen aanleiding geeft.
8. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en neemt daarbij in overweging dat eiseres in beroep geen objectiveerbare medische informatie heeft overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de gezondheidsklachten van eiseres. De rechtbank merkt hierbij op dat alleen beoordeeld kan worden wat de arbeidsbeperkingen van eiseres per datum in geding waren. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
9. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres verder geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 22 oktober 2020 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres met ingang van 30 maart 2020 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.