ECLI:NL:RBMNE:2021:4372
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die eerder een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), was van mening dat zij recht had op een uitkering, omdat zij arbeidsongeschikt was. Het UWV had echter vastgesteld dat eiseres met ingang van 30 maart 2020 geen recht meer had op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op een medische beoordeling en rapportages van verzekeringsartsen.
Eiseres had zich ziekgemeld in 2015 en was in de jaren daarna in verschillende mate arbeidsongeschikt geacht. Na een herbeoordeling door het UWV, waarbij haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%, heeft eiseres bezwaar gemaakt. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV zorgvuldig te werk is gegaan bij de medische beoordeling. De rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende inzichtelijk en consistent waren. Eiseres kon niet aantonen dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat het besluit om haar WIA-uitkering te beëindigen rechtmatig was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.