ECLI:NL:RBMNE:2021:4397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
UTR 20/4460
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieaanvraag voor culturele activiteiten door de stichting Frisse Oren

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Frisse Oren en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De stichting had een subsidie van € 100.000,- per jaar aangevraagd voor een periode van vier jaar, maar deze aanvraag werd door verweerder geweigerd op basis van een advies van de Adviescommissie Cultuurnota 2021-2024. Verweerder stelde dat de artistiek-inhoudelijke en zakelijke kwaliteit van de stichting onvoldoende was, wat leidde tot de afwijzing van de subsidieaanvraag.

De stichting was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het advies van de commissie ondeugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het advies niet voldoende inzichtelijk en concludent was. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet op een zorgvuldige manier had gehandeld door de subsidieaanvraag te baseren op dit advies. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om de subsidieaanvraag opnieuw te beoordelen, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.

De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de subsidieaanvraag een discretionaire bevoegdheid van verweerder is, maar dat deze beoordeling wel zorgvuldig en gemotiveerd moet zijn. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, maar verweerder moet wel de griffierechten vergoeden aan de stichting. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2021 in de zaak tussen

Stichting Frisse Oren, eiseres

(gemachtigde: H.E.R. Kreiken),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ramdoelare Tewari).

Procesverloop

In het besluit van 9 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiseres subsidie te verlenen.
In het besluit van 16 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is namens eiseres verschenen de heer [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?1. Eiseres, de stichting Frisse Oren, bestaat uit drie voormalige ensembles van professionele musici, getraind in theater, die theatervoorstellingen wil maken voor kinderen van 6 maanden tot 6 jaar en hun begeleiders. Eiseres heeft een subsidie van € 100.000,- per jaar voor een periode van 4 jaar gevraagd aan verweerder. Verweerder heeft geweigerd die subsidie te verlenen. Verweerder heeft zich, in navolging van het advies van de Adviescommissie Cultuurnota 2021-2024 (de commissie), op het standpunt gesteld dat de artistiek-inhoudelijke, alsmede de zakelijke kwaliteit van eiseres onvoldoende is gebleken.
Waarom is eiseres het niet eens met het besluit van verweerder?
2. Volgens eiseres is het advies van de commissie gebrekkig tot stand gekomen en is het onduidelijk welke expertise de commissieleden hebben op het gebied van muziek. In het advies is daarnaast ten onrechte zowel de artistiek-inhoudelijke als de zakelijke kwaliteit van eiseres als onvoldoende beoordeeld. Wat betreft de artistiek-inhoudelijke kwaliteit klopt volgens eiseres het feitelijke beeld daarvan in het advies niet. Eiseres heeft er in dat verband ook op gewezen dat zij tevens een subsidieaanvraag heeft ingediend bij het Fonds voor de Podiumkunsten (FPK) en dat die op basis van dezelfde criteria tot een hele andere conclusie komt. Ook is volgens eiseres onduidelijk welke rol het bezoek(verslag) van een van de commissieleden van een voorstelling van eiseres bij het advies gespeeld heeft. Verder heeft verweerder ten onrechte uit het feit dat de musici trainingen volgen, geconcludeerd dat de kwaliteit van spelen op dit moment onder de maat is, aldus eiseres. Wat betreft de zakelijke kwaliteit heeft verweerder volgens eiseres niet onderkend dat het genoemde publieksbereik is gebaseerd op de gerealiseerde publieksaantallen van de voorgaande jaren, zoals volgens eiseres ook blijkt uit de aanvraag. Verder heeft eiseres de mate van het stijgen van publieksinkomsten onderbouwd door onder meer te wijzen op de verschuiving naar een jongere doelgroep en daarmee wat kleinere publieksaantallen. Omdat de artistiekinhoudelijke en de zakelijke kwaliteit ten onrechte als onvoldoende zijn beoordeeld, had verweerder volgens eiseres ook moeten beoordelen wat de betekenis van de stichting is voor de stad. Ten slotte heeft eiseres er op gewezen dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres niet in de gelegenheid te stellen om te reageren op het advies voordat het online werd gepubliceerd, of om bepaalde feitelijke onjuistheden te rectificeren.
Wat is het beoordelingskader in deze zaak?
3.1.
Bij de beoordeling van een aanvraag om een meerjarige subsidie voor het Programma Cultuur, gelden de regels uit de Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht, de Cultuurnota 2021-2024 en de Beleidsregel Cultuurnota 2021-2024. Uit deze regels volgt dat subsidieaanvragen worden beoordeeld aan de hand van drie criteria, namelijk i) artistiek-inhoudelijke kwaliteit, ii) zakelijke kwaliteit en iii) betekenis voor de stad. De eerste twee criteria worden beoordeeld door een subcommissie. Als die beoordeling positief is, wordt de aanvraag vervolgens door een kerncommissie beoordeeld, die een beoordeling maakt van het derde criterium.
3.2.
Verweerder heeft zich in het besluit gebaseerd op het advies van de commissie. Een bestuursorgaan mag in principe uitgaan van zo’n advies, als dat advies op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen en voldoende inzichtelijk en concludent is.
Welke vraag moet de rechtbank beantwoorden?
4.1.
De rechtbank moet in deze zaak toetsen of verweerder de subsidieaanvraag van eiseres in redelijkheid heeft kunnen afwijzen op grond van de geldende regels en het advies van de commissie.
4.2.
De beoordeling van een subsidieaanvraag is een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dat betekent dat verweerder ruimte heeft om een eigen beoordeling te maken en dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. Dat houdt in dat de rechtbank vooral kijkt of de procedure zorgvuldig en inzichtelijk is verlopen en of het besluit voldoende gemotiveerd is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Artistiek-inhoudelijke kwaliteit5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de expertise van de commissieleden onvoldoende gebleken is. Verweerder heeft toegelicht dat de leden van de commissie deskundig zijn en allround bekend zijn met diverse kunstvormen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die mededeling en ziet voorts geen aanknopingspunten om te concluderen dat alleen een musicus een goed oordeel zou kunnen geven over de muzikale kwaliteiten van een dergelijk gezelschap. Bovendien heeft verweerder in het besluit de muzikale kwaliteit van de muzikanten van eiseres niet weersproken. Het eventuele gebrek aan kennis over muzikale kwaliteit heeft dan ook geen rol gespeeld bij het besluit.
5.1.
De rechtbank volgt eiseres echter wel in wat zij naar voren brengt over de beoordeling van de artistiek-inhoudelijke kwaliteit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de commissie in het advies niet deugdelijk gemotiveerd waarom de artistiek-inhoudelijke kwaliteit als onvoldoende is beoordeeld. Eiseres wijst er in dit verband terecht op dat onduidelijk is welke rol het bezoekverslag precies heeft gespeeld bij het advies. De uitleg van verweerder dat het bezoek geen doorslaggevende rol bij het advies heeft gespeeld en alleen zijdelings relevant is, acht de rechtbank onvoldoende. Dat laat namelijk onverlet dat er wel een bezoekverslag in het dossier zit en dat een commissielid een van de voorstellingen van eiseres heeft bezocht. Verweerder heeft met zijn uitleg onvoldoende duidelijk gemaakt waarom er een bezoek is afgelegd als dat niet relevant is voor het advies, en wat – als het bezoek niet doorslaggevend is geweest – dan wel de precieze waarde van het bezoek is geweest bij de totstandkoming van het advies en het besluit.
5.2.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat een subsidieaanvraag hoofdzakelijk wordt beoordeeld aan de hand van het overgelegde beleidsplan. Als het standpunt van verweerder moet worden gevolgd dat het bezoekverslag geen doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het advies, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd op welke delen van het door eiseres overgelegde beleidsplan de conclusies van het advies over de artistiek-inhoudelijke kwaliteit zijn gebaseerd. Zo is in het advies niet voldoende gemotiveerd waarop de conclusie is gebaseerd dat de commissie nog niet overtuigd is van de spelkwaliteit. Ook heeft de commissie niet uitgelegd welke onderbouwing nog mist wat betreft de artistieke keuzes van het klank- of bewegingstheater, mede in het licht van het onderdeel ‘artistieke signatuur’ in het beleidsplan. Verder is in het advies niet deugdelijk gemotiveerd waarom het volgen van trainingen door de leden van de stichting betekent dat hun kwaliteit op dit moment ondermaats is. Zoals eiseres ter zitting terecht naar voren heeft gebracht, kunnen trainingen immers ook bedoeld zijn als ‘onderhoud’ of verdere uitbreiding van een al toereikend artistiek-inhoudelijk niveau. Verweerder heeft in reactie daarop ter zitting niet goed genoeg kunnen uitleggen waarom hij het daar niet mee eens is. Daarbij komt dat, hoewel verweerder gevolgd kan worden dat hij niet gebonden is aan het besluit van het FPK, opmerkelijk is dat het FPK op basis van dezelfde criteria tot een geheel andere conclusie komt.
5.3.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het advies wat betreft de beoordeling van de artistiekinhoudelijke kwaliteit niet voldoende inzichtelijk en concludent is.
Zakelijke kwaliteit6.1. De rechtbank is verder van oordeel dat in het advies ook ondeugdelijk gemotiveerd is waarom de zakelijke kwaliteit van eiseres als onvoldoende is beoordeeld. In het advies is ten eerste onvoldoende gemotiveerd waarom de financieringsmix van eiseres (te) onevenwichtig en risicovol is. Eiseres heeft er ter zitting op gewezen dat haar financieringsmix niet wezenlijk verschilt van die van andere cultuurgroepen. Verweerder heeft in reactie daarop geen afdoende uitleg gegeven wat zijn standpunt daarover is en in hoeverre dat in zijn ervaring klopt. Ten tweede is in het advies onvoldoende gemotiveerd waarom de te verwachten publieksaantallen onvoldoende onderbouwd zijn. In het beleidsplan en in beroep is erop gewezen dat de doelgroep van het spel niet wezenlijk anders is dan voorheen en dat de publieksaantallen zijn gebaseerd op de publieksaantallen van de voorgaande jaren van de drie losse ensembles. In het advies is niet opgenomen welke onderbouwing de commissie daarnaast nog meer verwacht van eiseres voor de publieksaantallen. Verder is in het advies niet kenbaar betrokken dat in het beleidsplan van eiseres een aantal samenwerkingsverbanden en een visie voor de lange termijn daarvoor genoemd zijn. Met de vermelding in het advies dat structurele samenwerkingspartners ontbreken, heeft de commissie - naar het lijkt - niet onderkend dat dergelijke partners wel in het beleidsplan genoemd zijn. In het advies is ook niet uitgelegd waarom die samenwerkingsverbanden als onvoldoende zouden moeten worden beoordeeld.
6.2.
De rechtbank concludeert dat het advies ook wat betreft de beoordeling van de zakelijke kwaliteit van eiseres niet inzichtelijk en concludent is.
Wat betekent het voorgaande voor het bestreden besluit?
7. Omdat het advies gelet op het voorgaande onvoldoende deugdelijk gemotiveerd en inzichtelijk is, heeft verweerder niet van de juistheid van dat advies kunnen uitgaan. Het bestreden besluit dat op dat advies is gebaseerd, kan dan ook niet in stand blijven.
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het aan verweerder is om middels een commissieadvies een hernieuwde beoordeling van het bezwaar te maken, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder moet de subsidieaanvraag van eiseres opnieuw beoordelen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Het daarbij te betrekken advies van een subcommissie moet voorzien zijn van een deugdelijke en uitgebreidere motivering, in lijn met wat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld. Voor zover nodig moet verweerder eiseres horen op een hoorzitting om toelichting te vragen op (delen van) het beleidsplan. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit het oogpunt van zorgvuldigheid van verweerder verwacht mag worden dat hij het eerder online gepubliceerde advies van de commissie verwijdert.
Welke kosten moet verweerder vergoeden?
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De reden daarvoor is dat niet is gebleken dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
10. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder wel de door eiseres betaalde griffierechten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 354,- aan haar moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.