ECLI:NL:RBMNE:2021:4465
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ov-boete wegens niet tijdig stopzetten studentenreisproduct
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs. Eiser had een ov-boete van € 150,- opgelegd gekregen omdat hij zijn studentenreisproduct niet tijdig had stopgezet na het beëindigen van zijn recht op studiefinanciering op 31 januari 2020. Eiser heeft zijn reisproduct pas op 17 februari 2020 stopgezet, wat leidde tot de ov-schuld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet binnen de wettelijke termijn van tien dagen na het verlies van zijn recht op studiefinanciering zijn studentenreisproduct heeft stopgezet. Eiser stelde dat hij eerder had geprobeerd om het product stop te zetten, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor deze eerdere poging. De rechtbank concludeerde dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het tijdig stopzetten van zijn reisproduct en dat de schuld aan hem was toe te rekenen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser de ov-boete voor de gehele maand februari 2020 moest betalen, omdat hij in die periode met zijn reisproduct had gereisd. De rechtbank gaf aan dat de wet bepaalt dat de ov-schuld voor de tweede helft van de maand ook terugbetaald moet worden, aangezien eiser in die periode gebruik heeft gemaakt van het product. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep.