ECLI:NL:RBMNE:2021:449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
19/4980-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake UWV-besluit

Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een beroep dat opposant heeft ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 14 oktober 2019. In een eerdere uitspraak van 17 januari 2020 had de rechtbank het beroep van opposant ongegrond verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend. Opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, wat leidde tot de zitting op 18 januari 2021. Tijdens deze zitting was opposant aanwezig, maar de UWV was niet vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan en het verzet ongegrond verklaard. De rechtbank motiveerde haar beslissing door te stellen dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. Dit is in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van opposant was om aan te tonen dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden. De argumenten van opposant, waaronder de claim dat hij verkeerd was voorgelicht door een medewerker van het postagentschap, werden door de rechtbank niet als voldoende geacht om het verzet gegrond te verklaren.

De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak van 17 januari 2020 in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4980-V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2021 op het verzet van

[opposant], te [woonplaats], opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 14 oktober 2019.
In de uitspraak van 17 januari 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2021. Opposant is verschenen.
UWV is niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank heeft in de uitspraak van 17 januari 2020 het beroep ongegrond verklaard, omdat opposant het bezwaar te laat heeft ingediend. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 17 januari 2020 niet juist was.
4. De rechtbank ziet in dat wat opposant aanvoert geen reden om het verzet gegrond te verklaren. Zoals tijdens de zitting is besproken moet opposant aantonen dat hij het bezwaarschrift op tijd op de post heeft gedaan. Dat hij dit niet kan, omdat hij het bezwaarschrift met de reguliere post heeft verstuurd, komt voor zijn rekening en risico. De stelling van opposant dat hij verkeerd is voorgelicht door de medewerker van het postagentschap over de (on)mogelijkheid om aangetekende post te versturen naar een postbus, leidt niet tot een ander oordeel. Het blijft namelijk de verantwoordelijkheid van opposant om op tijd een bezwaarschrift in te dienen en dat hij mogelijk verkeerd is voorgelicht over de verzending van het poststuk ligt in zijn risicosfeer. De rechtbank onderschrijft dan ook rechtsoverwegingen 3 en 4 van de uitspraak van 17 januari 2020. De rechtbank heeft terecht besloten om de uitspraak van 17 januari 2020 op grond van artikel 8:54 van de Awb zonder een zitting te doen, omdat er geen enkele twijfel over de uitkomst van de zaak was.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
17 januari 2020 in stand blijft.
6. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.