In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2021 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie betreffende de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2007 en 2009. De ouders, die eerder met elkaar getrouwd waren, hebben samen het gezag over de kinderen, die momenteel bij de moeder wonen. De vader heeft herhaaldelijk verzocht om een zorgregeling, waarbij hij de kinderen om de veertien dagen op zondag zou zien. De rechtbank heeft eerder beslissingen genomen en de procedure heeft zich uitgestrekt over meerdere jaren, met verschillende rapportages en adviezen van instanties zoals de Raad voor de Kinderbescherming en [organisatie 1].
De rechtbank heeft in deze beschikking de zorgregeling gewijzigd, waarbij de kinderen vanaf 17 december 2021 stapsgewijs bij de vader zullen verblijven. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het geval de zorgregeling niet wordt nageleefd. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat zij een normale relatie met hun vader kunnen opbouwen, ondanks de zorgen over ouderonthechting en de invloed van de moeder op de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De rechtbank heeft de ouders opgedragen om hun eigen proceskosten te betalen, zonder dat één van de ouders in de kosten wordt veroordeeld. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.