ECLI:NL:RBMNE:2021:4535

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
C/16/465238 / FO RK 18-1305
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en omgangsregeling na ouderonthechting in het familierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2021 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie betreffende de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2007 en 2009. De ouders, die eerder met elkaar getrouwd waren, hebben samen het gezag over de kinderen, die momenteel bij de moeder wonen. De vader heeft herhaaldelijk verzocht om een zorgregeling, waarbij hij de kinderen om de veertien dagen op zondag zou zien. De rechtbank heeft eerder beslissingen genomen en de procedure heeft zich uitgestrekt over meerdere jaren, met verschillende rapportages en adviezen van instanties zoals de Raad voor de Kinderbescherming en [organisatie 1].

De rechtbank heeft in deze beschikking de zorgregeling gewijzigd, waarbij de kinderen vanaf 17 december 2021 stapsgewijs bij de vader zullen verblijven. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het geval de zorgregeling niet wordt nageleefd. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat zij een normale relatie met hun vader kunnen opbouwen, ondanks de zorgen over ouderonthechting en de invloed van de moeder op de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De rechtbank heeft de ouders opgedragen om hun eigen proceskosten te betalen, zonder dat één van de ouders in de kosten wordt veroordeeld. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/465238 / FO RK 18-1305
Gezag en omgang
Beschikking van 17 september 2021
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. N. van der Vegt,
tegen
[verweerster] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S.C.A. van Vlijmen.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft in deze zaak op 18 oktober 2018, op 20 september 2019 en op 26 augustus 2020 een beschikking gewezen. Voor het verloop van de procedure tot 26 september 2020 wordt verwezen naar die beschikkingen.
1.2.
De rechtbank heeft op 26 augustus 2020 de beslissing op het verzoek uitgesteld, omdat de ouders hebben besloten samen het traject Parallel ouderschap te volgen.
1.3.
De rechtbank heeft daarna de volgende inhoudelijke stukken ontvangen:
  • de rapportage van het traject Parallel Ouderschap van de vader bij [organisatie 1] ;
  • de rapportage van het traject Parallel Ouderschap van de moeder bij [organisatie 1] ;
  • de brief van de advocaat van de vader van 2 september 2021, met onder meer als bijlage twee aan de vader geschreven brieven van de kinderen;
.
1.4.
De verzoeken betreffen de verdeling van de zorg over de kinderen en hun hoofdverblijf. Deze verzoeken zijn opnieuw besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 7 september 2021. Daarbij waren aanwezig: de ouders met hun advocaten en mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Waar gaat het over?

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
De ouders hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats] .
Beide kinderen wonen bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.
2.4.
De rechtbank heeft in haar vorige beschikking van 26 augustus 2020 de beslissing op de verzoeken van de vader uitgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld die inhoudt dat de vader eens in de veertien dagen op zondag van 10.00 uur in de ochtend tot 19.00 uur in de avond voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zorgt. Het was bij de vorige beslissing nog niet duidelijke welke definitieve beslissing in het belang van de kinderen is. Tijdens de vorige zitting op 18 augustus 2020 is besproken dat de ouders opnieuw het traject Parallel Ouderschap zouden gaan volgen (via het Uniform Hulpaanbod). De rechtbank wilde de uitkomst daarvan afwachten.
2.5.
In de beide rapportages van het traject Parallel Ouderschap wordt onder meer het volgende vermeld:
“Gebleken is dat de kinderen veel last ondervinden van de situatie tussen de ouders. Ondanks dat, vormen de uitingen van de kinderen hun eigen stem. Het is voor de kinderen van belang dat zij zich vrij voelen om heen en weer te bewegen tussen de huizen van de ouders en dat zij over en weer bij ouders voelen dat zij een liefdevolle band mogen hebben met de andere ouder. Het loslaten van rechtsprocedures zou samen kunnen gaan met het behoud van een regelmatige omgang tussen vader en de kinderen. Om dat te realiseren hebben de kinderen van beide ouders iets nodig. Van vader dat hij ‘vadermomentjes’ creëert, zoals de kinderen in het gesprek met hun vader hebben besproken, waarin vader de optimale aansluiting vindt in individuele contact met de kinderen. Van moeder dat zij de kinderen ondersteunt en stimuleert om de omgang met hun vader te behouden.
Het advies dat [organisatie 1] geeft in de rapportage van de vader luidt als volgt:
Om eerst de kwaliteit van de omgang te optimaliseren adviseert [organisatie 1] dat de huidige omgang van de kinderen en vader van een zondag in de twee weken als minimale omgang in stand blijft in de hoop dat ouders voor hun kinderen een veilig kader creëren om uit zichzelf omgang te hebben met hun vader.”
[organisatie 1] geeft in de rapportage van de moeder een advies van dezelfde strekking.
2.6.
De vader heeft in zijn brief van 2 september 2021 de rechtbank onder meer bericht dat hij het traject bij [organisatie 1] als teleurstellend heeft ervaren. Er is tijdens het traject op geen enkele manier gewerkt aan de opbouw van vertrouwen tussen de ouders en er heeft geen tussentijdse terugkoppeling plaatsgevonden. De vader had geen idee wat er leefde bij de moeder en kinderen. De vader is van mening dat de situatie van de kinderen onveilig blijft. De vader tracht al sinds 2016 het contact met de kinderen op te bouwen en te normaliseren. Hij handhaaft dan ook zijn verzoeken ten aanzien van het vaststellen van een zorgregeling. Verder verzoekt de vader de rechtbank voor de begeleiding van onbelast contact hulpverleningsinstantie [organisatie 2] in te schakelen.
2.7.
De moeder en de Raad kunnen zich vinden in het advies van [organisatie 1] . Volgens de Raad is dat op dit moment het maximaal haalbare. De raad acht het in het belang van de kinderen dat het contact met de vader wordt genormaliseerd en wordt ontdaan van begeleiding door instanties en dat de rechtszaken eindigen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal een eindbeschikking geven waarin een zorgregeling wordt vastgesteld zoals in het dictum van deze beschikking is beschreven. De kinderrechter acht die regeling het meest in het belang van de kinderen en zal dit hierna uitleggen.
3.2.
Tussen partijen geldt als uitgangspunt nog steeds de tussen partijen in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling, ook al wordt die al geruime tijd niet meer uitgevoerd en is het contact tussen de vader en zijn dochters zelfs enige tijd geheel verbroken geweest. Deze zaak is al meerdere malen op zitting geweest en er is in die tijd veel professionele hulp ingezet (bijzonder curator A. Hendriks, [organisatie 3] , en tenslotte [organisatie 1] ). Het contact met de vader is door de hulpverlening uiteindelijk hersteld. Uit de rapportages van [organisatie 1] volgt dat dit contact prettig en ontspannen is en dat de vader op adequate en empathische wijze aansluiting zoekt bij de kinderen. Uit de brieven van de kinderen aan de vader blijkt echter dat de kinderen zich nog steeds niet vrij voelen onbekommerd van het contact met hem te mogen genieten. De inhoud van die brieven duidt, ondanks alle hulp die al is ingezet, nog steeds op ouderonthechting, zoals ook al door [organisatie 3] werd geconstateerd. Dit maakt dat de kinderrechter zich ernstig zorgen maakt over de bestendigheid van het contactherstel, als de hulpverlening rondom dit contact wegvalt en de door de moeder zo bepleite ‘rust’ intreedt. Onder ogen moet echter ook worden gezien dat de hulpverlening niet oneindig door kan gaan.
3.3.
De kinderrechter heeft serieus overwogen een ingrijpende maatregel als een tijdelijke verplaatsing van het hoofdverblijf te nemen, zoals door [organisatie 3] is voorgesteld en door de vader is verzocht. Een dergelijk ingrijpen is echter niet zonder risico en zou goed begeleid moeten worden, bij voorkeur in een verplicht kader. Omdat het hier gaat om twee gevoelige meisjes, waarvan [minderjarige 1 (voornaam)] extra kwetsbaar is door haar medische beperking en haar recente zelfmoordpoging, durft de kinderrechter dit niet aan, nu de steun van de Raad ontbreekt en de kinderrechter geen ambtshalve bevoegdheid heeft de kinderen onder toezicht te stellen.
3.4.
De kinderrechter zal ook het verzoek van de vader om de GGZ-instantie [organisatie 2] in te schakelen voor intensieve systeemtherapie niet opvolgen. Niet omdat dit geen geschikte interventie zou kunnen zijn, integendeel, maar omdat de kinderrechter dit, zonder kinderbeschermingsmaatregel, niet kan opleggen zonder medewerking van de moeder.
3.5.
Dit maakt dat de mogelijkheden in het vrijwillig kader zo langzamerhand uitgeput raken en dat het verder laten voortslepen van deze procedure niet langer zinvol is. Wat nog rest is het door de raad bepleite ‘normalisering’ van het contact met de vader binnen een vastgestelde zorgregeling, zonder hulpverlening en zonder de belasting van juridische procedures. De kinderrechter zal die weg dus volgen en een omgangregeling vaststellen. Daarbij zal echter wel de door de vader zo gewenste stip aan de horizon worden meegeven. De kinderrechter zal in dat kader bepalen dat de zorgregeling stapsgewijs moet worden uitgebreid tot een enigszins vergelijkbare omvang met de regeling die de ouders in het ouderschapsplan zijn overeengekomen. Dit moet met enige voortvarendheid gebeuren, want de beperking van het contact heeft al te lang geduurd. De kinderen worden ouder en het wordt tijd dat zij weer een normale relatie met hun vader krijgen. Daaraan zal de kinderrechter ook de door de vader verzochte dwangsommen verbinden. Dit laatste zal ongetwijfeld druk zetten op de kinderen, maar de moeder kan die druk eenvoudig wegnemen. Zij heeft blijkens het verslag van haar traject veel geleerd en zou dus in staat moeten worden geacht de kinderen nu de emotionele vrijheid te geven onbekommerd van hun vader te houden. Daarvoor is noodzakelijk dat zij het beeld dat zij van hem heeft en kennelijk onbewust uitdraagt aan de kinderen bijstelt. De vader is gewoon een liefhebbende vader, die het niet verdient te worden gediskwalificeerd op een wijze zoals de kinderen in hun brieven beschrijven. De rechtbank beschouwt de inhoud van die brieven niet als de stem van de kinderen, maar als een teken dat de kinderen ernstig klem zitten en beïnvloed worden door de gevoelens van de moeder ten opzichte van de vader.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.7.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de door de ouders in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling als volgt:
De kinderen verblijven bij de vader een zondag per twee weken van 10.00 uur tot 19.00 uur;
Vanaf 17 december 2021 wordt deze tijdelijke regeling door de ouders in overleg en stapsgewijs uitgebreid;
Vanaf 17 juni 2022 verblijven de kinderen bij de vader een weekend per 14 dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
4.2.
veroordeelt de moeder tot betaling van een dwangsom aan de vader van € 500,- per keer dat de onder 4.1. onder a en c vermelde zorgregeling niet of niet geheel wordt uitgevoerd;
4.3.
verklaart deze beslissing, tot zover, uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af;
4.5.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, in samenwerking met mr. E.C. van Delft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.