In deze zaak heeft eiser op 24 juli 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad, welke uitspraak dateert van 15 juni 2020. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, zoals vastgelegd in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat de eiser duidelijk aangeeft waarom hij het niet eens is met het besluit. De rechtbank heeft eiser op 1 september 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin hij werd verzocht om binnen vier weken zijn beroepsgronden in te dienen. Eiser heeft echter op 28 september 2020 gereageerd, maar heeft niet de benodigde gronden van beroep ingediend. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals ook vermeld in artikel 8:54 Awb. Dit betekent dat de rechtbank niet verder kan ingaan op de inhoud van de zaak, omdat de eiser niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van een beroep. De rechtbank heeft beslist dat er geen proceskostenvergoeding zal worden toegekend, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 januari 2021.